432 de Algemeene staten bij de zeemacht vertegenwoordigde, was hem eene garde maritime toegevoegd, uit matrozen enz. bestaande, door eeu com mandeur aangevoerd en het getal van 50 of 60 niet te boven gaande. De lijfwacht, die in 1665 aan den raadpensionaris J. De Witt en zijne twee ambtgenooten op 's lands vloot werd toegevoegd, bestond uit 24 //ervaren zeelieden." Evenmin als de lijfwacht van C. De Witt in 1667 had deze garde maritimezoo het schijnt, eenige bijzondere klee ding. In 1672 mocht de ruwaard, wederom als vertegenwoordiger van de Algemeene staten op 's lands vloot afgevaardigd, gedurende zijn verblijf aan boord zooveel //bevaren lieden" als gardes maritimes voor zijn persoon en op zijn schip in dienst nemenals hij eenigs- zins zou kunnen bekomenen 94 matrozen met een commandeur en vice-commandeur werden daarvoor bestemd. Boven deze garde was hem vermoedelijk door de staten van Holland eene lijfwacht aangewezen van 1 sergeant en 12 hellebardiers. Zij droeg een uni form van roode rokken met geele voering, verbeeldende, zoo het schijnt, der staten liverei van Holland. Juist om den toenmaligen tijdgeest te doen kennen, verdient het te worden vermeld, dat de admiraliteit van Zeeland die niets minder wilde zijn dan die van Holland in den zelfden oorlog aau den luitenant-admiraal Banckers toestond, zich door eene lijfwacht van 50 man te doen volgen! De aan De Witt in dezen oorlog toegevoegde lijfwacht onderscheidde zich van de gardes maritimes in meer dan een opzicht; deze waren matrozenzonder uniform, gene soldaten//vêtus" zoo als De Wicquefort zegt //des couleurs de l'Etat." De staatsie, waarmede hooge staatsambtenaren als vertegenwoordigers van het gouvernement bij krijgstochten van vloot en leger werden behandeld en die soms kleingeestig genoeg, een doorn in het oog is van officieren van land- of zeemacht, dagteekent dus niet van lateren tijd, noch is eene uitvinding van het modern en in iederen welgeordenden staat over- heerschend civiel-ambtenaarspersoueel. Het jaar 1672 en de daarop volgende jaren van den beroemden oorlog, dien de Republiek tegen eene groote macht des vijands had te voerenwaren ook voor de mariniers niet zonder roem. De zee macht was het vooral, die alle krachten inspande, ten einde ons volks bestaan zoo lang mogelijk te verdedigen; zij beschermde onze nationa liteit en liet den drietand van Neptunus niet los, voor dat deze ons met geweld ontnomen werd. In die nationale krachtsontwikkeling

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1875 | | pagina 439