440 loon in dienst werden gehouden, tot dat de schepen waren uitgerust en men die lieden naar boord kon zenden. Hierdoor kon de vloot telkens reeds vroegtijdig zee kiezen en de noodige bemanning aan boord krijgen. In 1699 bracht Willem III de oprichting van een korps militie te water wederom ter sprake, met dit gevolg, dat na hevigen tegenstand drie regimenten mariniersieder van 1000 manwerden in dienst genomen. Indien ik hier wat uitvoerig ben geweest, is het om het verschil te doen uitkomen tusschen de hier besproken militie te water en de eigenlijke mariniers. De verschillende phases doorloopende van de or ganisatie der bemanning van 's lands vloot, ontwaart men, dat men eerst had scheepsvolk en landsoldatendaarna de soldaten de marine, die de diensten van matrozen en landsoldaten moesten verrichten en dus in een tweeslachtigen toestand verkeerden en eindelijk de scheeps- soldaten of militie te waterdus eigenlijk matrozen, en de mari niers, die de landsoldaten op de vloot moesten vervangen. Ik laat aan bevoegder handen eene betere toelichting over. Bij het begin van den oorlog, die met den vrede van Bijswijk eindigde, bestonden evenwel geeue regimenten mariniers of zeesolda ten zooals tijdens den tweeden en derden Engelschen oorlog. Even als voor het oprichten van een korps militie te water, had Willem III ook voor organiseeren van regimenten mariniers geijverd, die na den vrede van Nijmegen weder waren afgedankt. Voor dat de Stad houder den Britschen troon beklom, en in 1691, waren door hem voorstellen in dien zin gedaandoch zonder gunstig gevolg. Toen de gekommitteerden der admiraliteiten in laatstgenoemd jaar in overweging gaven, 2000 zeesoldaten aan te werven, werd dit voor stel op advies van den Koning-Stadhouder in zoover gewijzigd, dat men, in stede van soldaten ter zee, 2000 matrozen zou indienst ne men, //om tot het gebruiken van het geweer op de schepen geëxer ceerd en geëmployeerd te worden" doch de petitie, deswege door den Baad van State ingediend, bleef zonder gevolg, omdat de pro vinciën het over deze aangelegenheid niet eens konden worden. De landingen bij de zeeoorlogen gedurende dit tijdvak werden dan ook steeds nog door landsoldaten gedaan, zoo als in den oorlog in de Middellandsche zee in 1674, en met den oorlog in het noorden in 1676, toen de Nederlandsche vloten onder C. Evertsen, jr. en den Mr. J. C. De Jonge.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1875 | | pagina 447