441 schout-bij-nacht Van Almonde, ter ondersteuning van Denemarken te gen Zweden, naar de Oostzee werden gezonden, waar de oorlog door de krachtige ondersteuning van den in Deenschen dienst getreden ad miraal Tromp gelukkig voor de Republiek eindigde. Het gebrek aan mariniers was ook thans zeer schadelijk voor 's lands vloot. Deze moest meer dan een schip in handen der Pran- schen laten, omdat de Prausche oorlogschepen toen doorgaans ruim voorzien waren van goed geoefende musketiersdie, voornamelijk bij het aan boord leggen onze zeelieden uit het klein geweer zóó ge weldig beschoten, dat blijkens geen matroos het op het dek kon uit houden en alles wat staan bleef neergeveld werd. Dit maakte het enteren en overspringen des vijands gemakkelijker en de verwarring op de Nederlandsche oorlogschepen grooter, die dan vaak genood zaakt waren zich spoedig over te geven. Ook aan het gemis van ma riniers moest het om één voorbeeld aan te halen worden toege schreven, dat ten jare 1694, in het gevecht tusschen het smaldeel van den schout-bij-nacht Hidde De Vries en de flotille van den ge wezen Pranschen kaperkapitein Jean Bart, onze schepen eene vol komen nederlaag leden. Meermalen klaagde dan ook de admiraliteit over het gebrek aan zeesoldatendoch te vergeefs. Het in dienst stellen van deze troepen bleef tot de vrome wenschen behooren, tot dat de admiraliteit van Amsterdam in deze aangelegenheid het initiatief nam en, van de nood zakelijkheid er van overtuigd, wist te bewerken dat 600 man van de militie dier stad zouden worden bestemd, om, wanneer noodig, over de verschillende vaartuigen van oorlog verdeeld, dezelfde diensten te verrichten als vroeger de mariniers hadden gedaan. Aan wal zijnde, moesten zij bij het krijgsvolk blijven en aan boord stonden zij in alles gelijk met het scheepsvolk en onder de bevelen der zeeofficie ren. Hoe goed overigens, was deze maatregel, om weder mariniers in dienst te stellen, evenwel ten eenemale onvoldoende, gelijk dan ook bleek uit het te voren genoemd gevecht tusschen de eskaders van Hidde De Vries en Jean Bart, en later uit dat tusschen de schepen van den kapitein Van Wassenaer en den Pranschen kaperkapitein Dugay- trouin, in 1697, toen op de Nederlandsche vaartuigen geene mari niers of andere in den wapenhandel bedreven lieden waren, terwijl de Pransche schepen daarentegen ruim voorzien waren van musketiers. Van alle kanten vruchteloos dit mocht wei gezegd worden van de pogingen, die men in het werk stelde om een vast korps matro-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1875 | | pagina 448