groote ergernis van den Nederlandschen vlootvoogd en De Sparre van het succes der landing geene partij getrokken en eenige dagen werkeloos bij Rotta gekampeerd te hebben, begaf Ormond zich met het landingskorps naar Puerto Marie, dat zonder slag of stoot geno men werd. Ook hier bleef de hertog weder eenige dagen talmen en gaven de troepen zich aan plundering en andere ongeregeldheden over, waardoor de krijgstucht ook onder ouze troepen verzwakte en aan de gemeene zaak groot nadeel werd toegebracht. Het bleek dan ook, dat de leiding van deze onderneming, die met eene onbegrijpelijke achteloosheid en flauwheid werd ten uitvoer gebrachtaan minder goede handen was toevertrouwd. Ook het fort Catharina werd, na eerst door het vuur der schepen te zijn geteisterd, zonder tegenstand door de landingstroepen genomen. Maar ook dit voordeel was niet in staat den ijver der Britsche bevelhebbers op te wekken, die in tegendeel door het opwerpen van allerlei bezwarende voortvarend- reudheid van Van Almonde hinderpalen in den weg legden. Toen begaf zich de generaal De Sparre met een korps van 2400 manwaarbij 800 Nederlanders, die later met nog 800 man versterkt werden, naar Puerto Real, om zich, na verovering van deze plaats, naar Cadix te doen overschepen en ook die stad aan te vallen. Hier ondervond men echter van den vijand een zoo heftigen tegenstanddat van de onderneming tegen Cadix moest worden afgezien. Toen besloot men eene landing op de Spaansche kust bij Vigos te doen, die door de vermeestering van het kasteel Rante waar 3- a 400 Spanjaarden en en Pransche mariniers werden gevangen genomen en de stad Re- dondella, met een glansrijk succes werd bekroond. En zonder ver deren tegenstand des vijauds debarkeerde een Anglo-Nederlandsch landingskorps van 4000 man. Het Nederlandsch eskader, dat in Januari 1703 zee koos, om in vereeniging met eene Britsche scheepsmacht de eene of andere Eran- sche volkplanting te veroveren, had een landingskorps aan boord onder de bevelen van den brigadier Van Heijden, dat evenwel, toen het smaldeel van bestemming veranderde, onverrichterzake naar het vaderland terugkeerde. Hoe dit landingskorps samengesteld was, is mij onbekend. Een werkdadiger aandeel namen de mariniers, in vereeniging met een gedeelte onzer krijgsmacht te lande, aan de krijgsbedrijven in het jaar 1704 tegen Spanje. Op de vloot, die derwaarts en naar Por tugal ging onder de bevelen van den luitenant-admiraal Calleuburgh, 443

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1875 | | pagina 450