444
was een landingskorps ter sterkte van 5000 man, waarover de lui
tenant-generaal Fagel het kommando voerde. Den 30 Mei van dat
jaar landden 400 Nederlandsche mariniers, in vereeniging met 1200
Britsche, ouder den prins van Hessen-Darmstadtbij Barcelona.
Zonder eenigen tegenstand gelukte de landing, maar toen de krijgs
macht inmiddels was opgerukt en die stad werd opgeëischt, bleek
het, dat de tegenstand des vijands grooter werd naarmate men meer
binnen s lands trok; zoodat de aanslag op Barcelona, met het oog
op de geringe krijgsmacht waarover men te beschikken had, als mis
lukt moest worden opgegeven en de gelande mariniers zich weder
moesten inschepen.
Gelukkiger was de onderneming der Britsch-Nederlandsche lan
dingstroepen tegen Gibraltar. Ook hier landden 1800 mariniers
zonder noemenswaardigen tegenstandonder den prins van Hessen-
Darmstadt; en het door zijne natuurlijke ligging bijna onneembare
Gibraltar werd binnen weinige uren, uit vrees, door de Spanjaarden
overgegeven en sedert wederrechtelijk door het Britsche gouvernement
voor zich alleen gehouden.
Na de overwinningen der Engelsch-Nederlandsche troepenmacht
in de Middellandsche zeewas men bij de .Republiek sterker dan
ooit overtuigd van de noodzakelijkheid, om de Frausche vloot bin
nen die zee besloten te houden. Het aandeel in de uitrusting der
macht voor de naar Spanje en de Middellandsche zee te zenden vloot
en landingstroepen bedroeg voor de Republiek, behalve de andere
vaartuigen van oorlog, 20 linieschepen met twee regimenten mari
niers, 24- a 2500 man sterk, onder de bevelen van den generaal-
majoor Schratenbagh en den brigadier St. Amant, //als zijnde het
krijgsvolk dat voor een zeetocht het meest geschikt was." In Mei
1704 verliet het eskader, onder den luitenant-admiraal Yan Almonde,
het zeegat van Texel en op den 23 Augustus d. a. v. namen de
bataillons mariniers, vier in getal, aan de landing bij Barcelona deel,
die zonder eenige verhindering van 's vijands zijde werd uitgevoerd.
Maar wederom zoo zeer door het geluk begunstigdscheen men tegen
eiken verderen ernstigen tegenstand te moeten opzien, en rezen er
op nieuw bezwaren bij de aanvoerders der landingstroependie uit
éen mond verklaarden dat Barcelona te sterk bezet was, om het met
zoo weinig krijgsvolk te kunnen bemachtigen als men ter beschik
king had. Slechts de energie van koning Karei III was in staat,
zooveel wankelmoedigheid in toom te houden; doch ten laatste bleef