446 de Nederlandsche mariniers bijna geen deel; terwijl de in Spanje achtergelaten Nederlandsche bezetting hoofdzakelijk uit mariniers be stond waarbijzooals de geschiedenis meldthet regiment van den kolonel Leefdael. Na den Utrechtschen vrede (1713), die aan den beroemden Spaan- schen successie-oorlog een einde maakte, worden land- en zeemacht weder door de republiek verwaarloosd. Het zeewezen, dat door Wil lem III en Heinsius in aanzien was teruggekeerd, kwijnt nu tot 1750 hoe langer hoe meer. Yele misbruiken sluipen daarbij in en de van ouds bestaan hebbende krijgstucht vervalt. Alleen nog in Oost-Indië geeft de marine bewijzen van levensvatbaarheid en da£r kan ze haar ouden roem handhaven. Willem IV bracht wel is waar verandering en verbetering in dien treurigen toestand, doch hij was te machteloos, haar radikaal tot stand te brengen. Van het korps mariniers was ook weinig of niets meer overgeblevenhet werd na den vrede in 1713 spoedig ontbonden. De druk der tijden, zegt de geschiedschrijver, die vergat dat dit tijdperk dat van den grooten rijkdom der republiek was, en de spoedige dood van Willem IV deden aan zijn voornemen geen gevolg geven, om eenige regimenten matrozen en mariniers op te richten. Volgens oude papieren zou daarentegen omstreeks het jaar 1740 nog een regiment mariniers aanwezig zijn geweest, dat het overblijfsel was van het regiment Leef dael deel uitgemaakt hebbende van de tijdens den Spaanschen suc cessieoorlog bestaande en in Spanje dienst gedaan hebbende regimen ten mariniers. Het werd thans een grenadiers-regiment genoemd en door den kolonel Berchem gekommandeerd. Dit regiment, waar van de manschappen een M op de muts droegenwerd later met een Hollandsch marine-regiment vereenigd. Hoewel de deskundigen van de nuttigheid van zulk een korps ma rine-troepen overtuigd waren en in 1759 door de admiraliteit van Amsterdam eene kommissie was benoemd om het //groote" plan tot oprichting van een korps mariniers te onderzoekenkwam daarvan niets. In 1765 werd op voorstel van den hertog van Brunswijk gedurende de minderjarigheid van prins Willem V met het bevel over de landmacht belast het uit twee bataillous bestaande en 600 man sterke regiment infanterie van den kolonel De Salve, dat in 1763 tot demping van een opstand naar Berbice was gezonden en zich daar goed van zijn plicht had gekweten, als een regiment mariniers in dienst gehoudenmet het doel om in de volkplantingen of op de

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1875 | | pagina 453