447
schepen gebruikt te worden. Dit was door alle provinciën goedge
keurd, waardoor eene zaak verwezenlijkt werd, welke reeds ten tijde
van De Witt als onmisbaar voor den bloei der zeemacht werd be
schouwd. Doch voor het doel, waarmede op nieuw een korps mari-
riniers werd opgericht, bleef dit onvoldoende, niettegenstaande er later
in 1773 nog één regiment werd bijgevoegd, onder kommando van
den kolonel Eourgeaud, dat tot demping van onlusten naar Suriname
werd gezonden. Onvoldoende was ook de bemanning der vloot, zoo
dat, toen de schout-bij-nacht Zoutman in 1781 zou uitzeilen, er ge
brek aan scheepsvolk was en dit door toevoeging van krijgsvolk moest
worden aangevuld.
De twee regimenten mariniers, waarvan hierboven sprake was,
dienden echter in den regel niet op de schepen en werden als de
troepen der landmacht ofen voornamelijkals koloniale troepen,
volgens hunne oorspronkelijke bestemming, in West-Indië gebruikt,
derhalve als eene soort Indische Brigade.
Bij het uitbreken van den oorlog met Engeland, waarin de schout
bij-nacht Zoutman eene rol zoude spelenwaren er dus geene ei-
genlijk gezegde mariniers, evenmin als een vast korps scheepssolda-
ten en matrozen te vinden was; zoodat men telkens deze lieden tot
groot ongerief van den dienst bij het uitrusten van elk schip moest
aanwerven. Voortdurend werden de schepen nog van landsoldaten
voorzien, niet alleen volgens de vroegere wijze van gebruik door lich
ting uit de regimenten voetvolk der landmacht, maar ook door wer
ving als met de matrozen het geval was.
We staan nu voor de periode onzer geschiedenis, waarin het ge
brekkige der organisatie van onze weermiddelen duidelijk aan het licht
komt. Toch was men niet doof voor goede wenken en voelde men
het gemis van een georganiseerd korps scheepssoldaten (mariniers) en
matrozendie men zoo wel in oorlogs- als in vredestijd ten dienste
van de oorlogschepen kou bezigen. Reeds in 1779 waren er op ini
tiatief van prins Willem V stukken gewisseld rakende een op te
rigten corps van Mariniers en Cadettencorps voor de Marine, en
toonde zich de latere admiraal Van Kinsbergen toen nog kapitein-
ter-zee een warm voorstander daarvan te zijn. De verwikkelingen
met Engeland namen eene ernstige wending en Willem V trok zich
de oprichting van zulk een korps aan. Toen, bij het groote gebrek
aan zeelieden in Nederland, de kapitein-ter-zee Van Kinckel zich
naar Duitschland begaf, om daar volk voor zijn schip aan te werven,