449 op spoedigen vrede, zeer verflauwd was. De daarop gevolgde bur gertwisten deden het ontwerp spoedig in den doofpot komen. Eerst in 1789 kwam de oprichting van het corps de marine we der ter sprake, toen de stadhouder, na de door de Pruisen herstelde rust en orde en wederom in het volle bezit van al zijne waardigheden, dat zelfde voorstel in algemeenen zin doch op kleiner schaal deed. Volgens dit voorstel zou het korps slechts uit twee regimenten van twee bataillons bestaan, eene gezamenlijke sterkte van 1700 man uitmakende. Elk bataillon zou vijf kompagniën tellen, welke gedeel telijk uit granadiers en constapels werden samengesteld. De toen malige commissie van het defensiewezen legde bij dit ontwerp haar rapport over, waarin zij mede de noodzakelijkheid daarvan betoogde. Doch te vergeefs: de //kostbaarheid" van het plan was ook ditmaal het beletsel tot verwezenlijking daarvan. Van de oprichting van een eigenlijk gezegd corps de marine kwam dus in zeer bepaalden zin niets. Willem V liet zich door zooveel beginselloosheid niet ontmoedigen. Na rijp overleg met den Raad van State droeg hij een ander, ge- wijzigd, minder kostbaar ontwerp voor, namelijk de oprichting van een korps sc/ieeps- of zee-artilleristen. Ook aan bekwame artille risten bestond bij de zeemacht groote behoefte; in den jongsten oorlog had men op nieuw het gemis daarvan gevoeld en het werd dus meer dan tijd, dat men tot de oprichting van zulk een vast korps over ging; want goede bedienaars van het geschut krijgt men niet dan na lange oefening, willen zij den matrozen in de kennis daarvan be hoorlijk onderwijs geven en hun in de bediening voorgaan. Ook hierin was sedert de dagen van De Ruijter, toen onze schepelingen voor de kundigste en meest geoefende van Europa werden gehouden, een jammerlijk verval merkbaar, waarover de vice-admiraal Schrijver zich in 1744, in een rapport aan de^admiraliteit van Amsterdam, vrij sterk had uitgelaten. Zoutman en Van Kinsbergen waren bij het ontwerp, hier bedoeld, 's prinsen adviseurs. Het korps zee-artilleristen zouin zes kom pagniën verdeeld840 man sterk zijn en in drie divisiën worden gegroepeerd, ieder door een vlagofBcier aangevoerd. Als admiraal- generaal zou de prins er het opperbevel van hebben, maar het korps zou rechtstreeks onder de bevelen van een luitenant-admiraal staan. Die eer viel Zoutman, en na diens dood, Van Kinsbergen te beurt, die in 1791 tot kommandant en inspecteur van het korps werd be- 22

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1875 | | pagina 456