450 noemd. Doch eerst in het volgende jaar gaven H. H. M. hunne adhaesie aan het ontwerp tot oprichting van een korps zee-artille risten. Hoewel op verre na niet voldoende, werd daardoor in eene wezenlijke behoefte voorzien. Tan Kinsbergen, die door zijne ge schriften over de aangelegenheden der zeemacht veel tot de verbete ring daarvan heeft bijgedragenslaagde er inde kleinste helft van het korps tot stand te brengen en onze artillerie de marine door gedurige oefeningen en zijne onvermoeide zorgen binnen korten tijd zelfs tot eene kweekschool van ervaren zeelieden te maken. En toen de Eranschen in 1793 de grenzen der Republiek overschreden, kon den Staats-Ylaanderen en het beleg van Sluis van de in zeer korten tijd verkregen bedrevenheid onzer scheepsartilleristen getuigen, waar zij niet alleen door ervaring, maar ook door moed uitblonken. Ook voor het gehalte der officieren wilde Willem V zorg dragen, door volgens het in 1782 door Tan Kinsbergen gemaakte plan een kadettenkorps voor de zeedienst op te richten, uit 200 jongelieden bestaande van 12 tot 17 jaren, kinderen van leden der Hooge Re geering, de Ridderschap, stemhebbende steden en officieren der land en zeemacht. Doch ook de uitvoering van dit ontwerp werd door omstandigheden van verschillenden aard belet. Tan m,ariniers hoort men eerst in het jaar 1801 weder spreken, toen besloten werd een korps van 2400 man op te richtenbestaande uit twee bataillons infanterie, een bataillon jagers en een bataillon artilleristensamen te stellen uit de gewone scheepssoldaten (matro- die in den wapenhandel geoefend waren), wegens lichte misdrijven veroordeelde manschappen van het leger en aangeworven Oostenrijk- sche krijgsgevangenen Dit korps, dat boven de rol der gewone zee lieden was geplaatst, in kleine afdeelingen naar Hellevoetsluis ge voerd en over de schepen verdeeld werdwas niet zoo zeer wat men thans zou noemen infanterie en artillerie der marineals wel eene soort van koloniale brigade. De hiertoe behoorende troepen stonden dan ook te boek als coloniale troupen, waaraan men den naam van mariniers had gegevenom het doel te verbergenwaarvoor ze waren aangeworven, namelijk voor de verovering van eenige Britsche volk plantingen in Oost- of West-Indië, in vereeniging met eene Eran- sche vloot, voor welke onderneming 1800 mariniers zouden worden ingescheept. Maar het korps is nooit bepaald georganiseerd, noch geheel voltallig geworden. Na de mislukking van den voorgenomen tocht bleef liet korps binnengaats, en na den vrede van Amiens

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1875 | | pagina 457