457 thans de vraag niet ontijdig, wat men van ons korps mariniers moet makenzuiver infanterie of infanterie en artillerie.- De toenemende verbetering der vuurwapens was een der oorzakendat onze mariniers meer voor infanteristen dan voor artilleristen werden gevormd. Maar tegelijkertijd had ook de 'verbetering van het artilleriewezen bij de marine eene groote uitbreiding verkregen. Een gevolg hiervan was dat de opleiding van den kanonnierden zee-artillerist, bijzondere zorg vereischte. Kan nu evenwel de marinier tegelijk infanterist, artillerist en matroos zijn? Neen. Daarom besloot men de hoedanigheid van artillerist liever op te offeren en den marinier aan boord slechts als handlanger bij de bediening van het geschut te gebruiken. Van toen af is dan ook bij den marinier het karakter van infanterist meer op den voorgrond getredenzoodat tusschen onze infanterie en het korps mariniers tegenwoordig weinig verschil meer bestaat. Dit is een der redenen, waarom men van dit korps eene In dische Brigade zou kunnen maken, geheel op de leest geschoeid van de Eransche infanterie de marine. Als een korps, dat geheel uit vrijwilligers bestaat en naar de koloniën gezonden kan worden heeft dit voor Nederland en Indië groote waarde. Die waarde is dan ook niet alleen bij de expeditie naar Palembang in 1825den Java-oorlog (1825-1830), op Bali in 1849, Boni in I860, Atjeh in 1873, 1874 en 1875, maar ook in Nederland zelf, zoo als op Belgie's grondgebied in 1832, op overtuigende wijze gebleken. Is het daarom wenschelijk van het korps mariniers een infanterie- korps te makende vraag kan evenzeer gedaan wordenwat zal de toekomst van dat korps zijn? Zal men van de mariniers weder een artillerist maken of kan deze werkkring voor den matroos overblijven, wiens taak door de in dienst stelling eerst van stoomschepen en later van pantservaartuigen toch reeds is ingekrompen De marinier moet naar mijn oordeel infanterist blijven, geschikt om te dienen aan boord der oorlogschepen en aan den wal, in Nederland en de ko loniën. Met het oog op eene meer consequente toepassing van dit begin sel, zal eene uitbreiding van het korps mariniers dienen plaats te hebben. Uitbreiding is zoo als reeds werd gezegd wenschelijk. Ze is daarom zoo wenschelijk, omdat dan altijd in Nederland een paar bataillons marine-infanterie gereed en geschikt kunnen zijn, om bij plotseling opkomend gevaar als Indische Brigade naar de kolo niën gezonden te worden, ter versterking van het leger aldaar, het-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1875 | | pagina 464