464
Hoe is de toestand nu bij den tegenwoordigen Indiscben generalen
staf? Nagenoeg alle werkzaamheden, boven opgenoemd, alleen met
uitzondering van een deel der geodesische en der bureau werkzaam
heden worden niet door dien staf, of wel in 't geheel niet verricht.
Van een deel, zeggen wij; want zoolang de geographische dienst
tot het departement der marine, de statistieke opnemingen tot den
burgerlijken dienst behooren en men eene afzonderlijke //civile opname"
van Celebes heeft, zoolang is ook het topographisch of liever geode-
sisch gedeelte van den stafdienst niet behoorlijk georganiseerd, en
is de samenwerking dier verschillende diensttakken onvolkomen. En
zoolang aan de niet bij den topographischen dienst ingedeelde staf
officieren in den regel bureaudienst te Batavia wordt opgedragen,
doen zij nog slechts een klein gedeelte van de bureaudiensten
om van alle andere diensten niet te spreken die tot den werkkring
van de officieren van den generalen staf behooren.
Wij hebben nu een generalen stafin naam. Aan een majoor
en twee kapiteins van den topographischen dienst heeft men den naam
van staf-officieren gegeven, ook de adjudant van den leger-bevelhebber is
met den uniform van stafofficier getooiden voorts zijn een luitenant
kolonel en twee kapiteins te Batavia geplaatst voor de werk
zaamheden van eene afdeeling (de VIIe) van het departement van
oorlog. De eerste en tweede expeditie tegen Atjeh en ook de na het
vertrek van den Generaal van Swieten daar voorgevallen krijgsver
richtingen zijn en worden uitgevoerd zonder één officier van den ge
neralen staf!
Vooral in het belang van eene behoorlijke kennis van het terrein,
waarop wellicht eenmaal oorlog, tegen een binnen- of tegen een bui-
tenlandschen vijand, zal moeten worden gevoerd; van de bevolking,
waarmede wij, als vriend of als vijand, in aanraking kunnen komen;
van de hulpmiddelen, waarover die bevolking kan beschikken, moet
een generale staf in Nederlandsch-Indië uitgebreider zijn dan in Ne
derland of bij eenige Europeesche mogendheid. Het land en de be
volking zijn veel grooter, en wij weten daarentegen veel minder van
beide. Dat voor eene goede legeraanvoering bij expeditie of oorlog
officieren noodig zijn, welke haar zoo wel theoretisch als practisch hebben
geleerd, lijdt wel geen twijfel. Wij begrijpen niet, dat er kortzichtigen
zijn, die het nut van een generalen staf ontkennen voor het Indische leger.
Zijn niet dikwijls bij de leiding onzer expeditiën, door overigens
terecht gewaardeerde aanvoerders, grove fouten gemaakt, waardoor