465
de bereiking van het doel vertraagd, krachten verspild, schatten
verloren zijn? Ook Monitor wijst hierop (blz. 144).
Yoor de Indische officieren, die de krijgsgeschiedenis van hun leger,
zij het ook slechts oppervlakkig, kennen, behoeven wij hierover niet
verder uit te wijden.
Wij zijn dan ook van meening, dat de organisatie, die Monitor
voor een generalen staf wilhier lang niet voldoende is. Deze vraagt
in totaal 19 officieren, waaronder slechts negendie min of meer
stafdienst verrichten, n. 1. de chef, de souschef, de directeuren der
militaire verkenningen en van het topographisch burean, en vijf aan
deze autoriteiten toegevoegde kapiteins (bl. 157).
De overigen zijn
a. directeur en (4) leeraren aan de stafschooldeze zijn noodig
en nuttigmaar brengen ons niet verder in kennis van land en volk
in den eigenlijken stafdienst.
b. een majoor, adjudant van den kommandant van het leger, chef
van het kabinet. Dit achten wij een anomalie. Vooreerst dient de
legerkommandant vrij te zijn in de keuze van zijn adjudant, hij zal
dien wel is waar veelal kiezen uit de officieren van den generalen
staf, omdat zich daaronder in den regel de kundigsten zullen be
vinden, maar het kan even goed voorkomen, dat een kapitein van
een ander wapen bijzondere geschiktheid voor deze betrekking bezit.
Ten tweede is de officier, of behoorde dit althans zoo te zijn
die adjudant is van den legerbevelhebber, a la suite van zijn korps
en moet hij niet worden opgenomen in de formatie van eenig korps;
hij behoort tot den staf van het leger. En in de derde plaats is het
bovenal eene anomalie, dat een majoor, zooals Monitor wil, of een
kapitein zooals thans het geval is, behalve zijne functie van adjudant»
tevens chef van het kabinet van den legerkommandant is. Zijne po
sitie in de militaire hiërarchie brengt niet mede, dat hij in de daad
als chef van het kabinetals de rechterhand van den legerkommandant,
als diens secretaris-generaal optreedt; dat hij zijnen chef het détail-
werk uit de handen neemt. Chef van het kabinet zou o. i. moeten
zijn de oudste generaal-majoor van het leger, dan wel een hoofdoffi-
ciere, die, den activen militairen dienst verlatende, eene vaste be
noeming erlangt als secretaris van het Departement ven oorlog en,
door periodieke trachtementsverhoogingengeruimen tijd in die be
trekking gehandhaafd blijft. Alle departementen van algemeen be
stuur hebben een secretaris, die in vele opzichten voor zijn chef op-