scheikundigen hebben wel is waar bevonden dat een mensch in 24 uren verliest: 20 a 25 grammen stikstof en 310 grammen koolstof, maar maar daarom is nog niet elk rantsoen goed, dat de zelfde hoe veelheid dier elementen bevat. Vooreerst speelt toch de gewoonte een niet te miskennen rol bij de voeding. Men zal de spijzen waaraan men gewoon is goed ver dragen ook al is de hoedanigheid uiet boven bedenking; en die, waaraan men niet gewend is, verdraagt men slecht, ook al is de hoe danigheid goed. Deze juiste opmerking, reeds door Hippocrates ge maakt, wordt door de ondervinding van alle tijden bevestigd. Zoo is het b. v. bekend, dat eene min, wanneer zij plotseling eene andere voeding erlangt, al is die ook veel beter dan die waaraan zij gewoon was, dikwijls spoedig opdroogt, zoodat men dan ook de voeding slechts van lieverlede mag wijzigen. Bij onze soldaten gebeurt iets soortgelijks: bij hunne intrede in de gelederen zullen zij ruimer ge voed worden dan ooit te vorenmaarin plaats van in kracht toe te nemenvermageren. Voorts mag ook het volume der spijzen niet buiten rekening worden gelaten. De soldaat zou inderdaad slecht verzadigd zijn indien men hem, in den minst mooglijken omvang, 24 grammen stikstof en 310 grammen koolstof tot voedsel gaf. De landbouwer, de werk man houden er van, zich te vullenzij wenschen een maaldat een ruime plaats in hun maag beslaat. Een man van middelbaren leeftijd gebruikt aan spijzen per dag '/2a tot '/ao val) zijn gewicht. Men rekent dan ook dat een dagelijksch rantsoen van 15- a 1600 gram men, zetmeelhoudende stoffen, suiker, vleesch, vette spijs, versche groenten (planten-eiwit) bevattende, voldoende is voor een man, indien de verhouding aan stikstof en koolstof ongeveer overeen komt met bovengenoemde cijfers, en onder de bepaalde voorwaarde dat de spijzen den smaak streelen en behoorlijk afwisselen. Intusschen ge bruikt de landbouwer in Waadland meervolgens den heer de Gasparin bestaat zijn voedsel gemiddeld uit 3,41 k. g. vloeibare en vaste spijzen, welke te zamen 27 grammen stikstof en 496 grammen koolstof be vatten. Hij, die werkt, verliest meer aan deze beide elementen dan hij, die rust; de laatste transpireert minder dikwijls en in mindere hoe veelheid dan de eerste. Volgens de berekeningen der geneeskundigen is noodig: voor iemand die niet werkt, 524 grammen vaste stoffen en 1.980 tot 2.550 grammen water; 482

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1875 | | pagina 489