45 der officieren van het Indische leger. Van 1816 af waren die niet belangrijk veranderd, en daarom deed de Minister daartoe een voor stel, dat niet alleen in de Kamer geen tegenstand vond, maar haar nog aanleiding gaf, de voorgedragen verhooging eenigszins te ver meerderen. //Heeft die verhooging nu gestrekt om tevredenheid bij het leger te verwekken? Is de ontevredenheid over de in de laatste jaren tegenover dat leger genomen maatregelen uitgewischt? Helaas neen. //Hoewel de Minister ons heeft gezegd, dat men niet uit enkele feiten kan besluiten tot het geheel, zoo meen ik toch met beschei denheid te moeten betwijfelen, dat de ontevredenheid zou hebben opgehoudenwanneer ik b. v. in een stukons uit Indië toegezon den, op verscheidene plaatsen gewezen zie op de rechtmatige grieven, die onze dappere strijders in Indië kunnen doen gelden. //Ik was al eenigszins teleurgesteldtoen mij uit de begrooting bleekdat men niet meer om het leger gedacht haden de zaak der officieren althans als afgedaan beschouwde met de aalmoes, ver leden jaar, althans wat de mindere rangen betreft, hun toegeworpen. //Ik meen, dat dit lang niet voldoende is geweest. //De Minister van Koloniën is nog te kort aan het bestuur om al die zaken reeds grondig te hebben kunnen nagaanen ziedaar de eenige verschooning, die ik voor de Regeering vind, als zij deze gewichtige zaak voor dit jaar rusten laat. //Wij weten welk een groot gebrek aan officieren, onderofficieren en manschappen er bij den aanvang van den oorlog met Atjeh in Indië bestond. De krachtige maatregelenhier te landezoowel door den Minister van Oorlog, als door dien van Koloniën geno men, hebben ten gevolge gehad, dat althans tijdelijk in de behoefte voorzien en het te kort voor een groot deel aangevuld werd. Die aanvulling is echter niet van blijvenden aard; zij geschiedde ten koste van de strijdvaardigheid van het leger in Nederland, vele goede elementen uit dat leger hebben zich voor langer of korter tijd aan den dienst in Indië gewijd. Het is dus een palliatief en geen afdoende maatregel, geen radicale verbetering geweest, en het eenige middel, waardoor weer lust en ijver opgewekt kan worden, zoowel bij hen die reeds in Indië dienen, als bij hen, die zich in dien dienst zouden kunnen begeven, is eene billijke belooning. //De spreuk: //de arbeider is zijn loon waard", geldt hier vooral. Wanneer men de krijgsbedrijven van de laatste jaren in Indië nagaat

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1875 | | pagina 52