541 Men zal mij in de vijfdaagsche staten verslag doen van de op merkingen, waartoe het bezoek van die troepen aanleiding geeft. De generaals, die de divisiën commandeerenzijn gemachtigd aan de stafofficierendie zij met deze soort van inspektie belasten marschorders te doen uitreiken, welke recht geven op de reglemen taire vergoeding voor reis- en verblijfkosten. Ontvangt, mijne heeren, de verzekering van mijne hoogachting. De minister van oorlog, E. DE ClSSEY. Deze circulaire is van gewicht, omdat zij blijk draagt van eene neiging van het bewind, om reeds in vredestijd de leiding en het aan houdende toezicht over de korpsen en hunne detachementen in handen van den commandant te plaatsen. Het was dan ook vrij illogisch in vredestijd onuitgevoerd te zien, wat in oorlogstijd regel was. Het eenvoudige gezond verstand brengt mede, dat de commandant altijd gezag uitoefene over de diensten, die hij op een gegeven oogenblik, tegenover den vijand, geroepen kan worden te besturen. De maat regel zal echter eerst volledig zijnwanneer de commandant het recht tot gelijke bemoeiing met de artillerie, genie en intendance zal heb ben. Schijnbaar bezit hij dat gezag, maar hij is er verre af het te kunnen doen gelden, en de moeilijkheden, die hij hierbij ondervindt maken het beginsel van onwaarde. Men behoort dus de circulaire uit te breiden om haar volle vrucht te doen dragen. Republique Franqaise van 23 Eebr. 1875). T. La garde meurtelle ne se rend pas.Het Parijsche dagblad Le Gaulois behandelde dit jaar in eene historische verhandeling de vraag, wie als de zegsman der beroemde, bij Waterloo gesproken woorden La garde meurtelle ne se rend pas is te beschouwen Cam- bronne of de generaal Michel. De nieuwere kritiek wil ten opzichte van die Napoleontische legende het eigendom dier woorden niet, als voldingend bewezen aan Cambroune toe te behooren, aannemen. In 1845 ontving de stad Nantes, in de nabijheid waarvan Cambroune was geboren, bij Koninklijke ordonnantie de vergunning, om voor dien generaal een gedenkteeken op te richten. Toen nu de kom missie, belast met de oprichting van het monument, voornemens

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1875 | | pagina 548