552 heeft. Om hier slechts van de olifanten te spreken, men richtte ze af tot oefeningen, zoo ingewikkeld en zoo buiten verhouding tot hun ontzettend loggen bouw, dat men er bezwaarlijk aan zou gelooven zonder het getuigenis van de schrijvers der oudheid. //In de zwaard gevechten die Germanicus gaf", verhaalt Plinius, //voerden de olifanten bewegingen uit, gelijkende op een koordedans. Hunne gewone be wegingen waren wapens in de lucht te werpen, die de wind niet kon afwenden, onder elkander aanvallen als die der zwaardvechters te doen en zich aan de dartele sprongen van den Pyrrhischen dans (een dans van Dorischen oorsprong) over te geven; daarna liepen zij op een gespannen touw. Vier olifanten droegen in een draagkoets een vijfden, die zich voordeed als pas verlost van een jong, en in zalen vol menschen gingen zij plaats nemen aan tafel, zoo zorgvuldig tus- schen de rustbanken door loopende, dat zij geen enkelen der drin kers aanraakten. Het is zeer aardig hen op touwen van beneden naar boven te zien gaan, maar het is nog aardiger hen te zien gaan van boven naar beneden". Deze stijve touwen, die men met den Griekschen naam catadromus aanduidde, waren schuins gespannen van den bodem naar een verheven punt, en de koordedansers moesten langs denzelfden weg op en neer. Dit was niet de eenige maal dat Rome het schouwspel van dansende olifanten bijwoonde; het zag dit op nieuw, verhaalt Suetonius, bij feesten, gegeven door Nero en Galba. Men zag zelfs onder Nero een beroemden Romeinschen ridder, gezeten op een olifant, zich aan deze oefening overgeven. De natuurlijke makheid van den olifant maakte deze zonderlinge spelen mooglijk. Plinius geeft er een voor beeld van, waarvan hij voor de waarheid instaat. //Ben olifant van een te traag verstand om te onthouden wat men hem leerde, en die daarvoor dikwijls gegeeseld was geworden, werd betrapt (dit is een zeker feit), dat hij des nachts zijne les herhaalde." Zulke schouwspelen werden voortgezet totdat Rome ophield het verblijf der keizers te zijn. Men bezigde de olifanten nog tot an dere doeleinden. Bij groote plechtigheden spande men ze voor de staatsiewagens, bestemd om de beelden van de goden en van de kei zers te dragen. De keizers zelveu verschenen soms in het openbaar op wagens, getrokken door olifanten. Men deed eveneens een beroep op hunne kracht voor de uitvoering van grooten werktuigelijken ar beid. Onder de regeering van Hadrianus gebruikte men vier en twintig olifanten om het kolossale standbeeld van Nero te verplaatsen

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1875 | | pagina 559