555
maar gehoor en reuk zijn buitengewoon fijn, en hij wordt vooral door
deze twee zintuigen geleid. De olifanten van een zelfde kudde roe
pen elkander door geschreeuw. Men heeft waargenomendat de oli
fant drie soorten van klanken in zijne taal bezit: die, welke hij uit
zijn keel haalt; die, welke hij met zijn mond voortbrengt en die,
welke hij van zijn snuit verkrijgt. Deze laatsten, die hij vooral in
oogenblikken van woede en toorn uitstoot, zijn zoo schel, dat alle
waarnemers sinds Aristoteles ze hebben vergeleken met die van een
trompet of hoornen aan deze overeenkomst heeft het dier den naam
van tromde te danken, dien de verlenging van zijnen neus in de
Eransche taal draagt.
De olifant bewoont bij voorkeur de bosschen. Over dag trekt hij
zich terug in het dichtste van het woud, om de zonnestralen te
vermijden en te rustendes nachts geeft hij zich aan zijn zwerflust
over en daalt naar de stroomen af om er zich te baden. Hij kent
zekere maatschappelijke organisatie; hij leeft niet afgezonderd, gelijk
de meeste dierenmaar en familie. Elk gezin vormt eene kudde.
Deze kudden of troependie twintig tot vijftig individuen tellen, wor
den monarchaal of eenhoofdig bestuurd, gelijk het geval is met alle
dieren, die maatschappijen vormen, de mensch uitgezonderd. Zij kie
zen onder elkander den sterkste en den schranderstehetzij mannetje
of wijfje; zij maken er het hoofd der bende van, gehoorzamen hem
blindelings en bewijzen hem de grootste gehechtheid. De chef ge
leidt de beweging van den troepzet schildwachten uit en speelt bij
nachtelijke tochten de rol van éclaireur of verkenner. Het gezin,
men zou haast kunnen zeggen de clanis zoo nauw verbondendat
het gesloten is voor eiken vreemdeling. Als een olifant alleen over
blijft, hetzij dat zijn troep gedood of gevangen is, hetzij dat hij
er door een toeval van gescheiden is geworden, wordt hij niet in
een ander gezin opgenomen en is hij verplicht eenzaam te leven.
De eenzaamheid verbittert het karakter van den olifant, van nature
zacht en vreedzaam, en deze tegen hun wil ongehuwdeu, waaraan
men den naam gunda geeft in Indië en dien van rogue op Ceilon,
worden woest en richten soms verwoestingen aan in bebouwde velden
en nabij de woningen. Men jaagt er op zonder te trachten ze le
vend te vangen; hun bedorven aard zou zich minder gemakkelijk
leenen tot africhting.
De schranderheid van het dier openbaart zich in vele omstandig
heden van zijn leven in de vrijheid. //Op Ceilon heeft men meer
J'