56 L In zekere streken van Azië, in liet koninkrijk Siara en in de lan den van Britsch-Iudië, die aan de inlandsche souvereinen verbleven zijn, richt men de olifanten tot zonderlinge gevechten af, gelijk bij ons de hanen. Deze gevechten zijn in strijd met het aangeboren karakter van den olifant, een zachtaardig dier, dat in den staat van vrijheid noch den meusch noch de andere dieren aanvalt. Door een dieet van prikkelende spijzen, verscheidene maanden voortgezet, ge raakt men er toe (treurige overwinning van den mensch!) den olifant kwaadaardig te maken. De Hindoes geven den naam van must aan dezen staat van woedewaartoe zij het dier brengen. Alleen de man netjes kunnen voor dit bedrijf worden afgericht; de nog grootere zachtheid van de wijfjes maakt het onmooglijk, haar deze verdorven opvoeding in te prenten. De heer ïtousselet was getuige van een olifanten-gevecht, gegeven door den radja van Barodahet verhaal van dit koesti is niet een der minst belangrijke gedeelten van deze reis. Hij heeft eveneens verschrikkelijke terechtstellingen gezien en verhaald, waarin de olifant als beul dient. Maar de olifant vervult tevens een nuttiger en meer beschavende rol; de mensch maakt er den bondgenoot zijner werkzaamheden van. In het eiland Ceilon treedt hij op bij den dienst der bruggen en wegenmen gebruikt hem voor het sleepen of dragen van zware grondstoffensteenen en balkeu. Bij het kappen in de bosschen ver voert hij de stukken hout en rangschikt ze in stapels. Hij toont bij dit werk eene verwonderlijke behendigheid; als hij eens afgericht isbehoeft de mensch bijna niet in zijn arbeid tusschenbeide te ko men eenige olifanten zijn er zelfs in geslaagd eene werktuigelijke wijze van werken te leereu, waartoe zij in buitengewone gevallen de toevlucht nemen. Als de stapel zekere hoogte bereikt en zij met hun tweeën het zware stuk ebbenhout of ander kostbaar en zwaar hout niet tot den top kunnen brengenplaatsen zij schuins tegen den sta pel twee andere stukken, en op dit hellend vlak rollen zij den stam naar bovenwaarvan het gewicht hen in verlegenheid bracht. In Birmanië gebruikt men de olifanten in de zagerijen van djatihout; niet alleen brengen zij het hout uit het bosch aanmaar zij plaatsen het zelfs met hunnen snuit op de stelling, waarop het tot planken moet worden gezaagd, het met de beenen duwende tot dat het op de plaats is, en aan weerskanten ziende, of alles goed in orde is. Sir Emerson Tennent verhaalt eene anekdote, die hij van majoor Skin ner had, en die in hooge mate de schranderheid van den olifant bewijst.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1875 | | pagina 568