569 paarden, acht voor de kameelen. De schepen, die de expeditie ver voerden, waren voor het grootste deel voorzien van condensors of verdichters, bestemd om zoet water te maken uit zeewater. Te land was het rantsoen van den olifant 175 ponden hooi, 25 ponden meel, ons zout, 15 ponden versch hout. De olifant houdt veel van bladeren en boomschorsen in den staat van vrijheid is dit zijn eenig voedsel. De olifanten vertrokken in twee konvooien: het eerste ontscheepte te Zoela in Januari 1868, het tweede een weinig later. Gedurende den geheelen veldtocht waren zij een voorwerp van groote nieuws gierigheid voor de inboorlingen. De olifant is nooit in Afrika als huisdier afgericht gewordenen de Afrikanen weigeren te gelooven dat de mensch zich door dit dier kan doen gehoorzamen. De Abys- siniërs kwamen bij het voorbijtrekken van het Engelsche leger van alle kanten aangeloopen om dit wonder van getemde olifanten te aanschouwen; ternauwernood konden zij hun oogen gelooven. Wat nog meer verwondering baarde dan de gehoorzaamheid van den olifant aan den mensch, was het schouwspel van de diensten, waartoe hij zich leende. Men gebruikte de dieren in de eerste plaats om leeftocht van Zoela naar de voorhoede van het leger te vervoeren, en vervolgens voor het vervoer van grof geschut, te beginnen bij De heer Rousselet deelt de volgende bijzouderheden mede omtrent het voedsel van den olifant, dien de maharadja van Rewah hem als rijdier geleend had. „Het daaglijksche voedsel van een olifant op marsch bestaat uit 20 tot 25 ponden koren- meel, dat men met water tot een dikken brij maakt, terwijl men er één pond ghi of zuivere boter en een half pond grof zout bijvoegt. Men maakt er koeken van, elk van één pond, die men eenvoudig op een ijzeren plaat bakt en in twee maaltijden aan bet dier toedient. Dit rantsoen is volstrekt onontbeerlijk, opdat de olifant niet weg- kwijne, als hij alle dagen lange marscben beeft te maken; maar opdat bet hem werk- ëjk gegeven worde, moet de reiziger bij zijne maaltijden tegenwoordig zijn, want an ders maken de mahoet en zijn gezin er geen gemoedsbezwaar van, er hun eigen voed sel van al te nemen. Deze .meelkoeken verschalden den olifant zijne geregelde maal tijden, maar dat is verre van genoeg, en in de tusschenuren verslindt hij eene hoe heid voedsel, in verhouding tot den ontzettenden omvang van zijn lichaam. Deze aanvulling wordt hem geleverd door de takken van verscheidene hoornen, voornamelijk den idr (ficus indica. of waringinen den pipul (ficus religiosaj. Men geleidt hem naar het hosch, waar hij zeil de takken, waarin hij smaak heeft kiest en plukt.. Hij eet ze niet op de plaats, maar laadt op zijn rug de voor de dag reis noodige -portie en brengt ze naar het kamp. Hij gooit de bladeren weg en eet slechts de schors; het is een aardig schouwspel, te zien met welke behendigheid hij met een enkelen slag met den vinger, die aan het eind van den snuit is, de geheele schors van een tak afscheurt, hoe klein zij ook zij. 27

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1875 | | pagina 576