579 eiken dag, bij het invallen van de duisternis, in troepen om de dorpen komen om naar hartelust rond te loopen en voedsel te zoeken." Men maakt dus in Gochin-China voornamelijk jacht op den olifant, om de aanplantingen en moestuinen te bewaren. Als de gedoode dieren slagtanden hebben, verkoopt men er het ivoor van. Men weet, dat onder de Aziatische olifanten bijna alleen de mannetjes slagtanden hebbenen dat deze niet dezelfde ontwikkeling bereiken als in Afri ka. Dit ivoor gaat naar China. Andere gedeelten van het lichaam van den olifant zijn het voorwerp van een handel met hetzelfde land. //De huid, in reepen gesneden, die vervolgens in de zon gedroogd worden", zegt de heer Garnier, //wordt naar China uitgevoerd tot bereiding van die geleiachtige gerechten, die onder de Chineezen zoo gezocht zijn. De meeste zijner beenderen worden ook verzameld om naar hetzelfde land te worden gebracht, waar men er zich van bedient voor verschillende doeleinden, inzonderheid om er doosjes van allerlei vorm van te vervaardigen." De meeste tamme olifanten in Cochin-China heeft men gevangen door henmet behulp van reeds makke olifantente lokken in parken met voordacht aangelegd in de boschachtige streken, waarin zij leven. De andere zijn geboren uit afgerichte olifanten, die zich, wat men ook moge zeggen, in dezen toestand zeer gemakkelijk voorplanten. De huis-olifanten zijn in Cochin-China vrij wat minder talrijk dan in Indië, en men is er verre af er dezelfde partij van te trekken; de heer Fr. Garnier, die den olifant slechts in Cochin-China gezien heeft, schat dan ook de diensten, die zij bewijzen kunnen, niet op hunne volle waarde. Zoo verzekert hij, dat het //bijna niet mooglijk is voor twee personen in de kooi te zijn, die men op zijn rug plaatst, en dat men er, om op zijn gemak te zijn, alleen in moet wezen." Men verklaart zich de meening van den heer Garnier, als men de nauwe en moeilijk in evenwicht blijvende kooi ziet, die de olifanten op de prenten van zijn boek dragen, maar dit ongemak ligt aan de ongekunstelde inrichting van die kooien, zooals men er zich van verzekeren kan door ze te vergelijken met de hoodas van Indië. In Indië zelf moet men het gebruik van den olifant be- studeeren en alleen in Indië kan men de verdienste van dit dier ten volle waardeeren; immers daar is de temming en africhting van den olifant tot hare uiterste grenzen opgevoerd geworden. Cochin-China kan dus gemakkelijk de olifanten leveren, noodig voor de behoeften van ons leger. In de onderstelling die wij schetsen, en

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1875 | | pagina 586