53 vroeger hebben gezegdlaatstelijk bij ons opstel over de herziening der officiers-tractementenhier alleen zeggen, dat zeer veel gewonnen zou zijn in bet belang van den staat, als de wensch des heeren Nier- strasz tot vervulling mocht geraken. Werpen wij een juisten blik in de toekomst, als wij geloovendat de minister Yan Goltstein daartoe zal medewerken? Zijne beslissing, overeenkomstig de Indische voor stellen, ten aanzien der verhoogde soldij voor onderofficieren en kor poraals, waaromtrent onder den vorigen minister van koloniën eene ten eenemale onuitvoerbare regeling getroffen werd, geeft ons hoop, dat die vraag te eeniger tijd bevestigend zal worden beantwoord. Geven wij thans het woord aan den heer Butgers Van Eozenburg, een den kamerleden, die steeds voor de belangen van het Indische leger in de bres springen //Ik ontveins niet, dat de indruk, dien deze afdeeling" (d. i. afdee- ling YII (Departement van oorlog) der Indische begrooting) //op mij heeft gemaakt, bekommering bij mij heeft gewektomdat ik, en voor al na kennis te hebben genomen van de toelichting, welke de af deeling vergezelde, vrees, dat men den ouden weg van zorgeloosheid in Indië zal blijven bewandelen, niet opgewogen door grootere waak zaamheid hier; een weg, die leidt tot groot nadeel voor het vaderland. //Want wat beheerscht deze begrooting van oorlog? Het is de on derstelling, dat wij verkeeren in een staat van vrede, terwijl het wer kelijk oorlog is. //Het is waar, de Gouverneur-Generaal heeft getelegrapheerddat van eene derde expeditie geen sprake kon zijn. Ik geloof gaarne, dat men te Buitenzorg, waar men na de verovering van den kraton de zaak steeds als afgeloopen voorgesteld heeft, aan hetgeen nog ge schieden moet in geen geval den vorm of naam van 3e expeditie zal geven; maar bewijst dit, dat wij niet verkeeren in staat van oorlog, dat wij niet tot even krachtige inspanning verplicht zijn, alsof eene derde expeditie noodig ware? //Gewis, wij hebben althans in Atjeh nog eene bezetting op voet van oorlog noodig, voor het minst van 4000 man. Wanneer men de laatste berichten nagaat, dan blijkt er nu eene macht van ongeveer 6000 man aanwezig te zijn. Yolgens den staat tochdoor den Minister bij zijne laatste missive overgelegd, lagen in Atjeh het 2e, 3e en 9e bataillonen volgens de jongste berichten uit Indië zijn er nog heen gezonden het 6e bataillon van Padang en het 10e

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1875 | | pagina 60