629
geleden, en hij was verplicht kleine verloven te nemen, om de baden
in de bergen van Virginië te gebruiken.
Jammer is het dat de dood hem, te midden van zijne moeiten en
arbeid, kwam opeischen.
Op een avond van October 1870 van het onderwijs komende, al
waar hij zich nog al ingespannen had, werd hij door eene beroerte
getroffen, toen hij het gebed aan tafel verricht had. Gedurende wei
nige dagen was er nog hoop. In dien toestand sprak hij dikwerf van
veldslagen en belegeringen. Zijne laatste woorden warenRol mijn
tent op en roep Hill". Den 12d™ October stierf die flinke soldaat.
De toevloed der personen, die het stoffelijk overschot van hem,
dien zij zoo lief hadden gehad, nog eens wilden zien, was groot.
Den 15den werd hij in de kapel van het college begraven; op zijn
uitdrukkelijk verlangen werd geene lijkrede gehouden.
Achter de lijkbaar, door de leeraren van het college gedragen,
volgde zijn oud ros, dat hem zoo trouw in alle gevaren had bijge
staan; daarachter de regeering van het Zuiden en afgevaardigden van
alle steden. Geheel Lexington was in rouw gedompeld, en in alle steden
van het Zuiden werden meetings gehouden, om de smart te uiten, die
dit verlies de nationale zaak berokkende.
Een federalistisch schrijver drukte zich eeuige dagen daarna aldus
uit: //Hij leefde om aan de wereld te toonen, hoe een soldaat, niet
tegenstaande den slechten uitslag, zulk eene achting en vereering kon
inboezemen aan hen, voor wie hij streed; en aan zijne overwinnaars
zulk eene bewondering afdwong, eene bewondering, die nog aan geen
vorstelijk persoon was ten deel gevallen. Zijn faam zal bij den
dag grooter wordenen het oogenblik is niet meer ver af, waarop
zijn naam vereeuwigd zal worden, niet alleen als het eigendom van
eene partijmaar als het erfdeel van een geheel en vereenigd volk.
Wij kunnen deze levenschets gevoegelijk besluiten met de woorden
van den ouden Engelschen schrijver Jeremy Taylor, die volkomen op
Robert Lee van toepassing zijn
//Hij leefde zooals wij altijd moesten levenhij stierf zooals ik
gaarne stierf. Zijn dood kwam niet te vroeg, want zijn leven was
zoo vol van weldoen, dat hij niet langer kon leven. De dood hei
ligt de nagedachtenis van hem, die zoo uitstekend leefde, dat zij, die
zijn dood niet beweenen, zijn leven niet kunnen veroordeelen, en zij,
die zijne nagedachtenis huldigenhem niet genoeg kunnen prijzen."