56 kon den Minister een crediet van f 250,000.verleenen. Het is dus niet, omdat ik het cijfer niet weet te preciseeren, maar omdat ik het beter acht dat de maatregelen van den Minister-zelven uitga, wanneer ik het amendement van een jaar geleden niet op nieuw voorstel. Maar ik mag toch niet nalatenook na hetgeen in het afgeloopen jaar is voorgevallen, na het heldhaftig gedrag van onze officieren, na den roem door hen daar ginds behaald, na de erken telijkheid, door deze Kamer daarvoor zoo dikwijls betuigd, er op aan te dringen, dat de Kamer de daad bij het woord voege en een maal toch een plicht vervulle én van dankbaarheid, én van wijsheid, een plicht van wijs beleidwantwat is nu reeds liet gevolg van de slechte bezoldiging den officieren Dat het vereischt getal uiet meer te krijgen is en dat, als de officieren, die voor twee jaren gedetacheerd zijn, zullen zijn teruggekeerd, het incompleet nog veel grooter zal worden en eene desorganisatie van ons Indische leger te wachten is." Het grootste gedeelte van de rede van den heer Kutgers komt beneden, als wij 's ministers antwoord en de verdere debatten ver melden, nog nader ter sprake. Yoor het oogenblik vestigen wij al len de aaudacht op de meening des heeren Kutgers, dat de Kamer //een plicht van wijs beleid" vervulle door de tractementen der offi cieren te verhoogen. Voozeker stemmen wij hiermede in, doch wij meenen, dat het vooral //wijs beleid" geweest ware, indien men in der tijd het bekende amendement des heeren Kutgers had aangeno men. In 1874 heeft men den subaltemen officieren een //aalmoes" toegeworpen, gelijk de heer Nierstrasz het heeft genoemd; zooals de generaal Kroesen had voorspeldheeft men daarmede niets goeds ge sticht, maar eerder wrevel en ontevredenheid opgewekt, vooral nu door de, overigens zeer noodzakelijke, ruimere verhooging der in komsten van de hoofdofficierende bevorderingskans tegelijkertijd nog verminderde. Zal nu de malaise in het leger ophoudenwanneer men de geringe verhooging van 1874 in 1876 of later herhaalt? Tweemaal eene verhooging van drie rijksdaalders is in dit geval niet gelijk aan ééne verhooging van f 15,—. Wij gelooven niet, dat men nu nog voldoende waarborgen zal erlangen tegen verder incompleet aan offfcierspersoneeldoor weder f 250.000 te geven; wellicht zal men nog hooger moeten gaan,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1875 | | pagina 63