58 fin wenschelijk te zijn, zal ik niet aarzelen, de noodige voordracht aan de Kamer te doen"; terwijl de Minister er later nog bijvoegde //Van miskenning van het Indische leger lean zeer zeher geen sprake zijn hij dezen Minister van Koloniën. Wanneer het mij gegeven mocht zijnnog eenmaal eene Indische begrooting in deze Kamer te verdedigen dan hoop ik, dat de Kamer daarvan in die begrooting de heivijzen zal zienen dat zij dan ook den Minister zal volgen op den wegdien hij in deze zal betreden Moge 's Ministers dubbele weusch vervuld worden De Minister liet echter //eene zachte waarschuwing" hooren //tegen al te grooten aandrang en tegen eene al te donkere voorstelling. Van alle staats-ambtenaren op elk gebied worden talrijke klachten vernomen over te geringe tractementen en, zoo het wenschelijk is, aan werkelijke behoefte te gernoet te komen, dan moet er toch voorzichtigheid betracht worden, opdat niet, door te grooten aan drang uit de Kamer, juist aanleiding worde gegeven tot vermeerde ring van de klachten." De aandrang der heeren Nierstrasz, Fabius en Rutgers Van Rozen- burg is in de daad niet te groot geweest. Onder de gehuwde en met kinderen gezegende subalterne officieren van het Indische leger die uitsluitend van hun tractemeut moeten leven, wordt veel armoede geleden. De militaire geneesheeren kunnen het verklaren, hoe dik wijls bij de officiers-familiënwaarbij zij geroepen werden een vleesch- bon het beste recept voor den zieke ware geweest! Er zijn van uit het officierscorps weinig klachten over te geringe tractementen geuit; omdat de officieren, wetende, dat èn de generaal Andresen, èn de generaal Kroesen, voorstellen tot aanzienlijke verhooging had den gedaan, vol vertrouwen op hunne chefs, op de Regeering en op het Opperbestuur, geduldig hebben gewacht. Eerst nadat eene beslissing genomen was, die den bestaauden nood niet lenigde en de opgewekte verwachtingen niet bevredigde, wees het Militair Tijd schrift, niet zoozeer in het persoonlijk belang der officieren als in dat van den staat, op de nog aanwezige behoeften. Vol vertrouwen op dezen Minister en op de Kamerleden, kan het Militair Tijdschrift, in hetgeen het over de tractementen heeft moe ten zeggen voorzeker het orgaan vau het geheele leger, te dezen opzichte voor 3t oogenblik zijn taak als geëindigd beschouwen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1875 | | pagina 65