66 niet bij de Indische brigade zal komen. Maar gestelddat de Indische werving goed blijft gaandan nog zullen wij die wel zeer lang voor Indië noodig hebben, er is nog zooveel te voorzien in de zaak van Atjeh. Het leger in Indië moet zooveel sterker zijn dan vroeger, dat ik zelfs niet geloof dat het ons gelukken zalop den duur de noodige geschikte Europeanen voor aanvulling te blijven vinden. Wat zal er dan in de eerste jaren komen van eenè Indische brigade *De heer Be Eoo zegt, dat de onderofficieren en manschappen, die in het volgende jaar uit Indië terugkomen, bij de Indische brigade zullen in dienst treden. Dat geloof ik niet. Ik geloof dat een groot gedeelte dankbaar zal wezen, in Nederland terug te zijn en, althans aanvankelijk, zeer weinig lust zal gevoelen om zich weder voor Indië te engageeren, al ware het bij de Indische brigade, en dus met de kans om eenigen tijd hier te lande te blijven, maar toch tevens met de kans, eventueel naar Indië te moeten terugkeeren. Ik heb er meer malen op gewezen wanneer sprake was van het oprichten van korpsen die zouden afwisselen, dat, gezwegen nog van de groote kosten, het zien van een uit Indië terugkeerend bataillon hoogstwaarschijnlijk ve len den lust zoude benemen, zich als soldaat voor Indië te engageeren. //Die manschappen zien er bij de terugkomst meestal ongelukkig uit. Ik weet niet, of de heeren dergelijke detachementen wel eens hebben zien terugkomen, maar ik kan verzekeren dat het soms een allertreurigst gezicht is, vooral vroeger, voor dat er zooveel stoom vaart naar en van Indië was. Ik voeg hier nog bij, hetgeen ik meermalen gezegd heb, dat het Engelsche systeem niet zooveel van het onze verschilt. De Engelsche regimenten, die alle uit aange worven manschappen bestaan, blijven twintig a vijf-en-twintig jaren in de Indiën, terwijl zij voortdurend worden aangevuld door het zenden van manschappen uit de depots, daadwerkelijk niets anders dan onze suppletietroepen. Na verloop van dien tijd komen die regimenten terug, maar dan zijn het natuurlijkerwijze niet meer dezelfde manschappen die zijn uitgezondendan zijn hetop wellicht zeer enkele uitzonderingen na, anderen, en dus eigenlijk ook andere regimenten. //Ik ben er van overtuigd, dat de heer De Eoo Van Alderwerelt zich eene illusie maakt omtrent het engageeren van die manschappen, die na een tweejarig engagement hier zullen terugkomen. Als er toch van de zooveel duizend man die zijn uitgezonden, de helft terugkomen, zal het al zeer mooi te noemen zijn."

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1875 | | pagina 73