75 //De Minister zegt: Wij hebben'ook grootere behoefte. Natuurlijk; maar juist daarom moeten wij te meer acht geven op ieder menschen- leven. Al deden wij het niet uit mensc'helijkheiddan moeten wij het doen tot behoud van onze koloniën. Hoe meer wij ons uitbrei den, des te meer moeten wij trachten iederen soldaat te sparen, dien wij kunnen." Dit is op zich-zelf zeer juist; en wij zouden zeggen daarvoor moet gij streng zijn op de keuring der aan te werven- manschappendaar voor moet gij zorgen voor gezonde kampementen in de binnenlanden daarvoor moet gij zorg dragen voor uitstekende voeding en doelma tige oefening. Maar daarvoor is het nog niet raadzaam, de soldaten, die in Indië noodig zijnin Nederland te houden //Onder de argumenten van eten Minister is er een dat voor het oogenblik klemt; maar ik zou toch met den Minister niet durven medegaan; de tweejarige vrijwilligers, die reeds een jaar in Indië zijn, moeten gedwotigen worden er te blijven, en als men de werving hier openstelde, zouden zij hier komen. Dat is een practisch argu ment, maar dat duurt slechts zoolang er nog van die vrijwilligers in Indië zijn. Nog een jaar, en dan is het uit. Maar ik zou in dat opzicht niet gaarne met den Minister medegaande menschendie zich in tijd van nood hebben aangeboden voor twee jaren, moet men niet in de materiëele noodzakelijkheid stellen daar te teekenen voor langer. Dat vind ik niet gepast noch rechtvaardig." Voorzeker is dit eene geheel scheeve voorstelling. De bedoeling des Minister wiens woorden wij boven geheel overnamen was al leen dat men, nu de manschappen in Indië zoo noodig waren, hen niet naar Nederland moest lokken. En daarin had de Minister groot gelijk! Wanneer Indische soldaten in Indië noodig zijn, dan houdt men hen toch niet bij voorkeur in Nederland. Als het nu aangevoerde door den heer Stieltjes een argument moet zijn voor de oprichting eener Indische brigade, dan wordt deze wel op zwakke argumen ten gegrondvest. Met zoodanig rechtvaardigheids-argument bewijst men al wat men wil; de heer De Roo heeft in zijne boven aange haalde woorden gezegd, dat de personen, die twee jaar militairen dienst in Indië hadden verricht, //het burgerbedrijf ontwend" waren. Brengt dit dan ook niet, op dezelfde wijze argumenteerendede noodzake lijkheid mede, dat men die tweejarige soldaten een goed pensioen toe kent? Het zou toch ook niet gepast of rechtvaardig zijn, hen, die

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1875 | | pagina 82