werelt, die in de eerste plaats spreekt over de oprichting van eene reservebrigade in Indië, waarop de minister doelde: "Nu vraag ik den minister: als gij voor de Indische brigade in Nederland den eisch stelt van volle zekerheid om te kunnen slagen, hebt gij dan volle zekerheid, dat de reservebrigade in Indië tot stand zal komen?" Indien het ons vergund warehier voor den minister te antwoorden, zouden wij zeggen: ja. Die reservebrigade in Indië is een depót, in eene koele, gezonde plaats, wellicht in twee of drie plaatsen, ge vestigd. Bij dat depót worden geplaatst allen, die uit Nederland aankomen; allen, die door ziekte tijdelijk ongeschikt zijn voor den velddienstdus niet behooren bij de veldbataillons. De heer De Boo is te goed met de vereischten eener behoorlijke legerorganisatie be kend, dan dat hij zou kunnen tegenspreken dat depóts bij een leger noodig zijn. En, naar onze overtuiging, is zulks nergens meer het geval dan bij het Indische leger. Wij moeten depóts hebben, zoo wel voor de Europeesche als voor de inlandsche militairen. Eerst als die depóts zijn georganiseerd, zullen wij op Java werkelijk een aantal aetóbataillons hebben gelijk de formatie aangeeft, en niet, ge lijk thans het geval is, bij de veldbataillons meer dan 30 pCt. non- valeurs tellen. De reconvalescenten-^e^ic^erc kunnen dan vervallen, want de depóts zullen zijn reconvalescenten -garnizoenen. Zoo als ten vorigen jare, in het opstel over ,de verdediging van Java, in dit tijdschrift is betoogdzijn de depóts de eerste voorwaarde voor de strijdvaardigheid voor den troep. En die strijdvaardigheid is de eerste voorwaarde voor de bruikbaarheid des legers. "Mij schijnt het niet menschkundig, te gelooven, dat de lieden, die eenigen tijd in Indië hebben gediend en uit den aard der zaak zekere zucht moeten hebben om weder eens naar Nederland en hunne betrekkingen terug te keeren, zich in Indië zullen verbinden om bij die reservebrigade in dienst te treden. Zij zullen wellicht bereid worden bevonden eene nieuwe dienstverbintenis aan te gaanwanneer zij in Nederland eenigen tijd terug zijn, en het hun blijkt, dat zij ook hier niet op eene betere wijze in hun bestaan kunnen voorzien Maar dat zijeenmaal in Indië zijnde en daar de onaangenaamheden en moeilijkheden ondervonden hebbende, aan den Indischen dienst, verbondendaar zouden willen blijven om een reservekorps te vormen dat is mijns inziens moeilijk aan te nemen." 80

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1875 | | pagina 87