89 felen en denken wij eerder aan een stokpaardje, dat de heerDeRoo in het belang van het Nederlandsche leger berijdt. De heer Stieltjes kwam nog eens op het vroeger door hem gespro kene terug; behalve een en ander, wat eene herhaling was van zijne eerste rede, zeide hij nog, in antwoord op den Minister: //Ik weet zeer goed, dat er hier duizenden vrijwilligers ontbreken, maar een Indisch soldaat, die tijdelijk, b. v. door eene leverziekte, ongeschikt is gewordenheeft vooreerst geen geld om hier te komen, en als hij hier komt, lijdt hij honger en wordt hij wegens zijne lichaamsgebreken bij het leger niet aangenomen." Zou de heer Stieltjes denkendat onze officieren van gezondheid een soldaat hier dood laten gaan? Wanneer eene leverziekte, om ons tot het gekozen voorbeeld te bepalenden man ongeschikt maakt voor Indië, dan wordt hij afgekeurd en gaat hij op 's lands kosten naar Nederland terug. Men late hem daar zooals boven reeds werd ge zegdin een militair hospitaal blijven tot hij geheel hersteld isde menschelijkheid eischt toch iu ieder geval dat men hem niet ziek pas- porteert en dus aan honger prijs geeft; en dan is er immers geen bezwaar om hem, een man die ziek geweest is, bij het Nederlandsche leger, of zelfs weer voor het Indische, aan te nemen? //Wanneer men de Indische brigade in Indië legt, dan zal men altijd meer verliezen dan wanneer de brigade hier wordt geplaatst." Dat gelooven wij gaarnemaar op dien zelfden grond ware 't maar beter, alle ambtenaren en militairen in Nederland te houden! De zaak is, dat men hen in Indië noodig heeft en dus zoodanige over dreven philantropie ter zijde moet stellen; en tevens, dat eene goede legerorganisatie in ieder geval de oprichting van depots is Indië noodig maakt. De Indische brigade iu Nederland is een ^re-artikeldat wellicht voordeel heeft voor het Nederlandsche leger, maar zeker niet voor het Indische, omdat het noodzakelijke uitgaven zou beletten. De heer De Roo drong nog nader op de oprichting der Indische brigade aan //Waarom laat men de militairen, die uit Indië terugkeerenaan hun lot over Die menscheu keeren terug omdat zij het vaderland en hunne betrekkingen eens willen zien en trachten hier aan den kost te komen. Maar mislukt dit, dan willen zij weder in dienst treden en moet er een korps gereed staan om hen op te nemen."

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1875 | | pagina 96