212
Reorganisatie der Infanterie. In N" 11 en 12 van dit Tijdschift
over 1874), komt onder dezen titel een opstel voor van //David."
Ieder officier, die dat artikel gelezen heeft, zal het doel waarmede
het geschreven is toejuichen, maar niet ieder officier zal zich met
de voorstellen die het bevat kunnen vereenigen. Tot de laatsten be
hoor ik.
Het zij mij dus vergund een nederig plaatsje in dit tijdschrift te
verzoeken, ten einde de bezwaren die ik tegen den inhoud van dat
opstel heb kenbaar te makenen tevens hulde te brengen aan eenige
deelen er aan, welke zulks blijkbaar verdienen.
Ik zal het opstel niet punt voor punt volgenmaar alleen bij die
voorstellen stilstaan, welke belangrijke wijzigingen in de organisatie
der infanterie ten doel hebbenen die m. i. geene veranderingen ten
goede zouden te weeg brengen.
Kapitein-adjudant en luitenant van het onderwijs. David wenscht
den thans bestaanden bataillonsadjudant te doen vervallen, en daar
voor in de plaats te stellen: een kapitein, belast met het toezicht
over het onderwijs. Deze kapitein zou tevens als vervanger van den
korps-kommandant moeten optreden, en zoo noodig met het kom-
mando over het linkerhalf bataillon moeten worden belast.
Wanneer het onderwijs bij de korpsen is ingericht zooals het be
hoort te zijnen dus ook de officieren tot ernstige studie worden
verplicht, dan is de betrekking van //chef van het onderwijs" van
geene geringe beteekenis, en kan bij lange na niet ieder officier
daartoe worden geroepen.
Uit deze omstandigheid volgt, dat de voorgestelde kapitein-adjudant
iemand zou moeten zijn van bijzondere geschiktheid in onderwijs
zaken en das voor die betrekking zou moeten gekozen worden.
De tweede aan dien kapitein toegedachte werkkring, n. 1. tweede
kommandant van het korps, sluit echter in zich, dat de kapitein
adjudant steeds de oudste kapitein van het bataillon moet zijn.
Het komt mij voor, dat de twee hierboven gestelde eischen zeer
slecht vereenigbaar zijn, want de oudste kapitein is dikwijls ongeschikt
voor bevordering of tot het leiden van onderwijs, en somtijds onge
schikt voor beiden.
Verder gaat het niet aan, dat iemand die de geschiktheid heeft
voor hoofd-officier, maar geen tact heeft om onderwijs te leiden,
onder de orders gesteld zou moeten worden van een jonger kameraad.