317 HET EBANSCHE LEGER IN 1874. D opinion rTun ennemi est toujours bon a connaitre zegt de Spec- tateur militaire van Juni 1874, en levert daarom een overzicht van een voordracht, door den kapitein van den Duitsehen generalen stafVon Gizycki den 6™ Maart van dit jaar gehouden in de Militaire Veree- niging te Berlijn. Die voordracht, waarvan een uittreksel is opgeno men in het April-nommer der Jahrbüelter für die Deutsche Armee und Marine, handelt over het Eransche leger in het voorjaar van 1874. In alle groote staten van middel-Europa, kwam men reeds spoedig na de oorlogen van 1864 en 66 tot de overtuiging, dat de toenmalige wijze van legervorming en organisatie verouderd en dus onvoldoende geworden was. De Pruisisch-Oostenrijksche oorlog had aan het ver baasde Europa de militaire kracht doen kennen van een land, dat zich nog in het begin dezer eeuw van zijn erfvijand Erankrijk de grootste vernederingen moest getroosten, en men beijverde zich alom maatregelen te nemen, waardoor men zoo noodig eenigszins met gelijke krachten zou kunnen optreden tegenover den Pruisischen staat, die anders bestemd scheen om spoedig aan geheel het werelddeel de wetten voor te schrijven, zoodra hij dit wilde. Ook Erankrijk had had zijn nieuwe legerwet van 1 Juli 1868, waarbij de sterkte van het eigenlijke leger op 800,000 man werd vastgesteld en allen, die niet voor den dienst bij dat leger werden aangewezen, van het 20ste tot het 25ste jaar tot de mobiele nationale garde zouden behooren die bestemd was een soort van reserve te vormen voor de bezetting en verdediging der vestingen en versterkte stellingen van het land. Une sorte (Varmee interieure noemt haar de markies De Chasseloup- Laubat in zijn uitstekend rapport aan de Nationale Vergadering over de thans vigeerende leger-wet (f) Maar behalve dat die wet van 1868 ten eenemale onvoldoende was om Erankrijk een leger te geven, dat op ééne lijn kon worden gesteld met het Pruisische, doordien de dienstvervanging behouden bleef en de bepalingen omtrent de oefening der mobiele garde deze geheel denkbeeldig maakten, was zij, toen de oorlog van 1870 uitbrak, Wegens plaatsgebrek moest dit stuk tot dusverre blijven liggen. Bed. (f) Rapport au nom de la Commission chargée de présenter un ensemble de dis positions legislatives sur le recrutement et l'organisïtion des armées de terre et de mer.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1875 | | pagina 324