HET INDISCHE LEGER IN DE TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL. De debatten, onlangs in de Tweede Kamer over het Indische leger gehoudenverdienen in hooge mate de belangstelling van den Indischen officier. Velerhande belangrijke onderwerpen werden daar behandeld. Van het voornaamste zullen wij hier een overzicht geven. Wij zullen daarbij slechts buiten vermelding of bespreking laten wat in de Tweede Kamer rechtstreeks over personennaar aanleiding der bekende enquête, gezegd is, De heer Cremersdie in beschou wingen trad over de mislukking der eerste expeditie tegen Atjeh begon zijne rede met de bekentenis, dat hij wel //in de allerminste plaats recht hadom een bepaald oordeel uit te spreken over militaire aangelegenheden"; hij eindigde zijne redevoering met de erkenning //dat wij op dezen oogenblik nog geen bepaald oordeel kunnen vellen, zoowel over de eerste als over de tweede expeditieen dat wij daar mede moeten wachten totdat ons daaromtrent meer gegevens ten dienste staan." Wij zijn van oordeel, dat men onder die omstandigheden beter doet geheel te zwijgen, dan personen te beoordeelendie zich niet kunnen verdedigen. Zoolang voor ons het enquêteverslag geheim blijft, willen wij niet oordeelen over hetgeen daarin voorkomt, of over de wijze, waarop de enquête is gehouden. I. Toen wij in ons opstel over de tractementsherziening (Militair Tijdschrift 1874, bladz. 457) een beroep deden op den Minister van

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1875 | | pagina 50