96 140,000 man der verbondenen. Onder die omstandigheden zou de verdediging van Sebastopol blijkbaar veel krachtiger zijn geweest en hadden de verbondenen geen kans van welslagen gehad. Aldus bevestigt het beleg van Sebastopol op nieuw de zienswijze, die verstandige legeraanvoerders steeds hebben gehad: dat het altijd noodig is de strategisch belangrijke punten te beveiligen door in vre destijd duurzame werken aan te leggen, die geheel stormvrij zijnen voldoende van kazematten voorzien om het garnizoen en de voorraden te beschermen. Tot op dezen oorlog had de belegerde nog nooit eene zoo talrijke artillerie, zoo uitgestrekte contre- approches en contre-mijnen gebezigd. Dit beleg leert ons, hoe krachtig en langdurig de verdediging eener vesting kan zijn, wanneer de verdediger, eene talrijke artillerie be zittende, niet alleen de werken goed kan bewapenen, maar ook steeds de gedemonteerde vuurmonden door nieuwe stukken kan vervangen Om in den strijd met de belegerings-artillerie te overwinnen, moet de verdediger: 1°. trachten, op de belegeringsbatterijen een overmachtig artil lerievuur te concentreerenzonder zich te storen aan de uitgestrekt heid der vuurlinie van de werken; zich integendeel slechts naar de omstandigheden van den strijd voegende om deze linie waar noodig door te breken, en stukken plaatsende, niet alleen in de werken- zelven, maar ook in de tusschenruiratenop de flanken en zelfs voor waarts van de versterkingen 2°. alle beschikbare middelen vereenigen om de artillerie te dek ken tegen eniileer- en rugschotenten einde altijd een overmachtig vuur op dat des belegeraars te behouden. De contre-approches en contre-mijnen hebben bij de verdediging van Sebastopol duidelijk bewezendat de eerste van het grootste nut zijn om ernstig eiken pas van het vdór de versterkingen gelegen terrein aan den vijand te betwistenen dat de laatstgenoemde uit stekende hulpmiddelen zijn om in het laatste tijdperk van het beien den voortgang des aanvallers tegen te houden.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1876 | | pagina 103