3 ten goede, en daarvan kan de groote waarde in deze tropische ge westen niet worden betwist. De Indische soldaat moet in de handelingen van het Roode Kruis zien een bewijs van belangstelling. Persoonlijke hulp is te Atjeh verleend door enkelen wie denkt, bij de bespreking daarvan, niet aan den onvermoeiden en dapperen menschenvriend Giinther Von Bültzingslöwen, die het Roode Kruis daar zoo waardig vertegen woordigd heeft? materiëele hulp is onbekrompen geschonken door de geheele Indische maatschappij, en nog heden vloeien de duizenden toe, zoodra verdere ondersteuning gevraagd wordt. De lust tot wel doen verflauwt nimmer bij onze burgerij. Een woord van dank zij haar daarom gewijd. En te meer is het leger dank verschuldigd aan de mannen, die, door de geheele Eu- ropeesche maatschappij in Indië gesteund, voortdurend geen moeite ontzien om, als leden van het comité te Batavia en elders, de vrij willig op zich genomen plichten naar hun beste vermogen te ver vullen. Niemand van ons leger is er, die hun streven niet naar verdienste waardeert. Wij hebben het bovenstaande met volle overtuiging doen vooraf gaan; zoowel omdat wij ons ciaartoe verplicht gevoelden om de zaak- I zelve, als omdat wij niet wilden, dat de mooglijkheid zou bestaan voor een verkeerde uitlegging van hetgeen wij hieronder meenen te moeten doen volgen; omdat wij wenschten te doen uitkomen dat, wat wij te zeggen hebben, ons is ingegeven door de zucht om mede te werken tot het schoone doel, door het Roode Kruis beoogd, en geenszins I door bedilzucht of andere redenen. Herhaaldelijk hebben wij ons de vraag gesteld, op welke wijze het Roode Kruis in Indië het nuttigst werkzaam kon zijn, en of de kring hare werkzaamheden niet aan de eene zijde uitgebreidanderzijds verkleind behoorde te worden. Onze eigene denkbeelden daaromtrent niet voldoende vertrouwendehebben wij die vraag voorgelegd aan verschillende officieren, ook aan militaire geneesheerendie, zoo te Atjeh als bij de geëvacueerdende werking van het Roode Kruis van nabij hebben aanschouwd. Den algemeenen indrukdien wij van de gevoerde gespreken hebben ontvangen, en die ook met onze denkbeelden in deze aangelegenheid overeenkwam, wenschen wij hier onder mede te deelen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1876 | | pagina 10