106 sperringen langs den te volgen weg het bewijs leverdendat men zich tot een krachtigen tegenstand had bereid. Wel bemerkte men op den verderen tocht dat, zuid-oostwaartskampong Langkroek sterk bezet werd gehouden maar de vijand deed geen pogingen oin van daar onzen marsch te stuiten. Met een verlies van 4 dooden en 28 gekwetsten, onder welke laatsten 4 officieren keerden de troepen 's avonds om 6 uur in het kwartier terug; Kotta-Babie, Kotta-Kadja-bediel en kampong Garouw werden door de daarin achter gelaten bezettingen ter verdediging ingericht. De vijand had aldus op nieuw de kracht onzer wapenen onder vonden hoewel hij daarna al aanstonds ook de nieuw in te richten posten met geweervuur verontrustte, scheen hij toch nu zijne po gingen om ons de Atjeh-monding te ontweldigen voor goed waren verijdeld er van te hebben afgezien om zich in die streek te nestelen; Kotta-Moesapie althans werd den 7den Juli, Kotta-Perak den 8sten Juli, kampong Lamara den tD™ Juli door de geregeld uitgezonden verkenningspatrouilles onbezet gevondenwat den opper bevelhebber gelegenheid gaf het linkersteunpunt zijner positie nader te verzekeren door Moesapie in de postenlinie op te nemen, en in verband daarmede de bezetting van Garouw naar Lamara te ver plaatsen. Deze maatregel gaf bovendien het voordeel, dat 's vijauds verbinding met de lagune, en daardoor met de zee, uit Moesapie voortdurend onveilig, gemaakt kon worden en dat de Pedir-dijk waarachter hij zijne schutters doorgaans wist te dekken beter door ons kon worden waargenomen. Het scheen evenwel, dat de rust ten oosten onzer positiën-slechts eene voorbereiding was tot een krachtiger handelen der Atjehers tegen de westelijk gelegeu posten. Daar hielden zij een der grens- kampongs van Maraksa (Soerian) bezet, van waar zij niet alleen dikwijls met kanon en lillavuur onzen post te Blang-oe verontrustten maar de gemeenschap tusschen die sterkte en Oleh-leh bedreigden en bovendien de landingsplaats onveilig maaktendoordien de dicht begroeide kampong hun gelegenheid gaf daarin eene sterke macht aan ons oog te te onttrekken, die, plotseling optredend, het strand zou kunnen bereiken vóór dat de zwakke bezettingen van Blang-oe en Oleh-leh voldoende ondersteuning zouden kunnen ontvangen uit Hieronder de 1ste luitenant W. t. V. Von Massow van de infanterie, en de 2de luitenant C. J. Zwager van de artillerie, die korten tijd later aan hunne wonden overleden zijn.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1876 | | pagina 113