109
nadat door de chefs der artillerie en der genie een punt was aange
wezen tot het opwerpen eener redoute, waaruit de vijandelijke kam
pongs Bital Lamtennin Lamraboe en Poengei-Blang-Tjoet konden
worden waargenomen en in bedwang gehouden, üe bezetting van
dit punt verzekerde voorts de gemeenschap tusschen Soerian en
Blatig-oe en had daarenboven ten doel, de bevolking van Maraksa
in de gelegenheid te stellen veilig hare savvahs te bebouwen welk
doel, tot groot gerief onzer bondgenootennaar den eisch werd bereikt.
Ging men alzoo voort den vijand met goed succes allengs terug
te dringen, liet behoeft geen betoog, dat de trapsgewijze uitbreiding
onzer postenketen zware diensten van het bezettingsleger vorderde,
te meer daar de onverpoosde verontrusting dier posten door den
veelal aan het oog onttrokken vijand een afmattenden veiligheids
dienst noodig maakte en voortdurende werkzaamheden tot raseering
van het om de posten gelegen terrein groote krachtsinspanning eisch-
ten. De daartoe dagelijks uitgezonden corveën keerden telkens met
een of meer gewonden soms ook met een gesneuvelde, van den
arbeid terug; in de omgeving van Kotta-Radja moesten zij zelfs
herhaaldelijk het werk staken, en dat wel ondanks de haar steeds
vergezellende dekkings-detacheinenten. Nacht en dag werden door
den vijand schoten gelost; nu en dan ook trachtte hij onze stellin
gen gedekt te naderen doch dan waren in den regel eenige granaat-
worpen of kartetssehoten voldoende om hem te doen afdeinzen. Bleek
dit vuur niet aan de verwachting te beantwoorden, dan werden pa
trouilles uitgezonden, aan welke het steeds gelukte hem op de vlucht
te doen slaan.
Den 16i1bi> Augustus had men beoosten Pakan-Atjeh het terrein
zoo ver vrijgemaakt, dat ruim 400 M. van die sterkte verwijderd
een grafheuvel zigtbaar werd, die den vijandelijken schutters
blijkbaar tot verzamelplaats strekte en van waar verscheidene projec
tielen zelfs Kotta-Radja bereikt en onze soldaten gewond- hadden.
Om hieraan voor goed een einde te maken werd dit punt den vol
genden morgen bezet. Hierbij ondervond men aanvankelijk geen te
genstand; zoodra echter de geuiekoelies met materialen aanrukten
ter versterking van dezen nieuwen voorpost, kwam de vijand opda
gen, en werd het duidelijk, dat hij dienzelfden dag bestemd had om
een algemeenen aanval op onze stellingen te ondernemen.
Niet alleen da pas bezette grafheuvel, ook de verdere linie van
daar tot de marine-bentingalsmede de batterij te Oedjong-Palang-
gahan, onze uiterste rechtervleugel, werden hevig, de tusschengele-