113 thans ook het westelijk gelegen Anak-Kroeng had moeten verlaten, had de welgelukte manoeuvre ons, met een verlies van 2 dooden en 19 gewonden (behalve den luitenant-kolonel Diepenbroek allen min dere militairen) het zeker bezit van den Pedirdijk gewaarborgd, en daardoor onze oostelijke postenketen benoorden de rivier, tot een afgesloten geheel gevormd. Hierboven werd reeds vermeld hoe de kolonnedie tegen Lem- boeli ageerde, onder anderen was samengesteld uit detachementen der verschillende bezettingen te kampong Djawa, Penajoeng en Langkroek; om haar de vereischte sterkte te kunnen geven, was bo vendien het garnizoen van Kotta-Radja uitgerukt, waar niet meer dan eene dubbele wacht kon achterblijven. Daar nu het gunstige jaargetijde juist met rassche schreden naderde en de talrijke oflers die het vijandelijk vuur nog voortdurend binnen Kotta-Radja eisch- te, volledige beveiliging dezer positie, onze hoofdstelling, vorderde, zag de opperbevelhebber zich andermaal genoodzaakt aan het leger bestuur om uitbreiding der hem toevertrouwde strijdkrachten te vra genwaarop het rechter half 5de en het rechter half 10de bataiilon beuevens de 4de compagnie artillerie werden aangewezen om naar het oorlogstooneel te vertrekken. Nog vóór dat deze macht Atjeh bereikte en weinige dagen na de verovering van Lemboehhad de kolonel Pel het noodig geoordeeld de postenketen uit de rivierbenting oostelijk vooruit te schuiven, niet zoozeer om daardoor de veiligheid van het reeds bezette terrein bezuiden de rivier nader te verzekeren, dan Wel om den vijand te beletten, boven Lemboeh de Atjeh-rivier over te steken om Kotta- Radja te bestoken. Omstreeks 1600 M. beoosten de rivierbenting maakt de rivier namelijk eene bocht, waarin hare richting van eene nagenoeg zuidelijke in eene bijkans westelijke overgaat; mocht het nu gelukken te dier plaatse eene batterij op te werpen, die de rivier opwaarts bestreekdan kon men zoodoende den bovenarm in de lengte ouder sehot houden, en dus den Atjehers de gelegenheid be- nemen op den linker-oever over te gaan. Lang te dralen met de bezetting van het bedoelde punt, Kotta-Alamscheen niet geraden, eensdeels met het oog. op de versterkingen die de vijand, naar luid der berichten van spionnen, weldra, na afloop der poeassa (vasten)» had te verwachten, anderdeels omdat het zijn plan scheen, te dier plaatse zelf eene benting op te richten. Den 13den November werd dus den chefs der artillerie en der genie last gegevenonder be hoorlijke dekking, de positie te verkennen, om deze zoodra mogelijk

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1876 | | pagina 120