115 schap tusschen de verschillende posten nog bijna overal verbroken, en keerden de rivieren eerst den 8sten binnen hare oevers terug. Wel stonden toen nog een aantal lagere terreinstrooken onder water en moesten nog op verschillende punten bijzondere maatregelen ge nomen worden om de bezettingen een onderkomen te gevenmaar sinds dien dag verbeterde de toestand voortdurend merkbaar. Nu evenwel begon het overal achtergebleven rivierslib op sommige plaat sen eene ondragelijke lucht te verspreiden, die uit den aard der zaak nadeelig op den gezondheidstoestand der troepen werkte Onder die omstandigheden kwamen den 9den December de van Java ver wachte troepen aandie nu voorloopig allen te Oleh-lehzoo goed als de omstandigheden het toelieten, werden onder dak gebracht, en over wier krachten aanstonds in de eerste plaats moest worden be schikt om de gevolgen der overstrooming zoo min mogelijk nadeelig te doen zijn voor de veiligheid onzer stellingen en voor het welzijn der troepen. Niet vóór den 31steu December (f) veroorloofden terrein en werkzaamheden, partij te trekken van de uitbreiding der strijd krachten ter bereiking van het daarmede beoogde doel: de volko men beveiliging van Kotta-Badja, die trapsgewijze uitbreiding onzer stellingen gebood in zuidoostelijke en zuidelijke richting op de lijn Poe-oe, Ivotta-PetjoetKotta-Alam. Vooreerst moest daartoe het gebied van Longbattah, gelegen op den linker rivieroever ten zuid oosten onzer hoofdversterking, genomen worden. Aan de vermees tering van dat gebied was te meer gelegen, omdat het onder het gezag stond van een onzer onverzettelijkste tegenstandersde voor naamste aanvoerder der oorlogspartij, die naar men zeide, gezworen had, dat hij bij de verdediging zijner versterkingen zou overwinnen of sterven. Het was bovendien bekend, dat de vijand in den laatsten tijd zijne krachten in Longbattah had geconcentreerdzoodat men reden had om te verwachten dat, werd hij daar verslagen, zijne Omtrent de mogelijkheid van voorzieningen tegen overstroomingen in Atjeh leest men in een rapport van den eerstaanwezenden genie-oflicier te Atjeh over de maand December 1874, dat van eene afdoende verbetering van den water-afvoer naar zee eerst sprake kan zijn wanneer een grooter gedeelte van de Atjeh-rivier met hare vijf mondingen in onze macht is; maar dat Kotta-Radja door indijkingen op eenvoudige wijze, tegen overstroomingen kan worden beveiligd. (f) Yau het voornemen om reeds den 23sten tegen Longbattah te ageeren moest worden afgezien, omdat de vele regens en de hooge waterstand in de rivieren elke operatie onmogelijk maakten.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1876 | | pagina 122