121 begon te bevestigen, werd men er door den vijand beschoten, en werd ons een verlies van 1 gesneuvelde en 12 gewonden (waaronder slechts 7 militairen) berokkend. Tntusschen werden drie punten in Lohong bezet en was deze hoogst gewichtige positie alzoo voor ons gewonnen. Eenige dagen na de vermeestering van Lohong, den 2<ka Mei, werden twee kolonnes uitgezonden om nog een paar punten bewesten' Mendersah-Poeti en Lamara-Oleijloe te bezetten, waardoor de verbin ding tusschen onze zuidelijke en westelijke versterkingsliniën volkomen zou worden en tevens de vijandelijke positie te Ketapang Doea en Lamtermin dichter genaderd en op meer afdoende wijze in bedwang gehouden zou kunnen worden. De eene koloune, bestaande uit het rechter half ode bataillon infanterie met eene sectie artillerie, onder de bevelen van den majoor Romswinckel, moest langs den linker oever der koerong Daroe trekken, Setoe en Lamteboe nemenen in de beide kampongs een punt bezetten. De andere, bestaande uit eene compagnie van het rechter half 3de bataillon infanterie met twee compagniën mariniers en eene sectie artillerie, onder de bevelen van den luitenant-kolonel K. W. H. De Coenens, moest zich langs den rechteroever der koerong Daroe bewegen, Lamlagang en Getjïl van vijanden zuiveren, en in den zuidelijken rand vamGetjil eene versterking aanleggen. De operatie gelukte volkomen, met een verlies van 3 gesneuvelden en 14 gewonden, waaronder de 1ste luitenant E. G. E. You Ende, die 's avonds bezweek. In Setoe bleef eene sectie van het 5de bataillon infanterie, in Lamteboe werden 3 sectiën infanterie met 2 kanonnen achtergelaten en in Getjil voorloopig een detachement mariniers, bestaande uit 1 officier en 25 minderen. Als vaste be- zelting kwam hier de zoo even bedoelde compagnie van het rechter half 3de bataillon, die tot dusver de bezetting van Mendersah-Poeti had uitgemaakt, en daar vervangen werd door de sectie infanterie, tot nog toe gelegerd in Kotta-Petjoetwelk punt van nu af bewaakt werd door eene wacht uit Kotta-Radja. Tot zoover ongeveer loopen de schriftelijke berichten, tijdens de samenstelling van dit verslag van het oorlogstooneel in Nederland ontvangen. Uit het medegedeelde is af te leiden, dat men het jaar, dat na het vertrek van de hoofdmacht der tweede expeditie verstreken is, heeft moeten besteden om eene keten van versterkingen te lesjgen 111 een ruimen kring om Kotta-Radja en de wegen langs welke de gemeenschap tusschen Kotta-Radja en de zee onderhouden wordt. 6

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1876 | | pagina 128