127
Dewijl de zaken te Benkoelen, even spoedig als onverwacht, een
gunstigeu keer hadden genomen en de achtergelaten versterking daar
door niet meer direct noodig was geworden, was deze zonder toeven
naar Padang gezonden en kwam ze daar nog tijdig genoeg aanom ook
deel te nemen aan de vermeestering van de sterk verschanste en hardnek
kig verdedigde kampong Kotta Gadies op den 12, 13 en 14 Juli 1830.
Deze verovering, hoe schijnbaar onbeduidend wellicht ook op zich
zelve, maakte, als het eerste en niet zonder moeite door ons behaalde
voordeel gedurende de laatste jaren, een algemeeuen indruk en bracht
eene reactie te weeg, welke de Padries in gelijke mate ontmoedigde
als ze bij ons den goeden geest weder opwekte.
Ook op de Maleiers in de bovenlanden had deze onverwachte
gebeurtenis eene heilzame uitwerking. Allengs in een staat van
wankelmoedigheid vervallen, hadden velen reeds alle hoop en ver
trouwen op onze wapenen vaarwel gezegd, toen eerst de tijding tot
hun kwam er meer troepen van Java waren aangekomen en kort daarna
de mare, dat de Padries bij Kotta Gadies verslagen en uit hunne
sterke stelling door ons verdreven waren.
Die bewijzen van onze hernieuwde krachten en dadelijk behaald
voordeel, hoe gering dan ook, gaven hun nieuwen moed; ook hun
ne liefde en gehechtheid aan eigen land en haardsteden werden
daardoor weder opgewekt, en deden nu ook bij hen het voornemen
weder opvatten, om hunne eigendommen tegen verdere aanranding der
Padries hardnekkig te verdedigen.
Nadat in Agam de Padries waren teruggedreven, werd door het
opwerpen eener redoute te Biero niet alleen de communicatie met
Tanah Datar weder eenigszins verzekerd, maar ook een hinderpaal ge
steld voor de strooptochten, welke uit Kapau en andere aan die zijde
gelegene priesterdistricten gedurig werden ondernomen; en dewijl ver
der op het oogenblik geene dadelijke vijandelijkheden plaats vonden,
ontstond daardoor een staat van zaken welke, wel verre van rustig
en vreedzaam te kunnen heetenons toch veroorloofde eenigszins tot
verademing te kotnen en meer bedaard den tijd te kunnen afwachten,
waarop wij door meerderen toevoer van troepen in staat zouden komen,
ons ook een duurzamen en algemeeuen toestand van ruèt en orde
te verzekeren.
Veel zou daarvoor echter nog worden gevorderd, en menige toezen
ding van suppletie van Java zou tot dat einde nog moeten plaats vinden.
Terwijl hier en daar oneenigheid en tweespalt begon te ontstaan
tusschen de hoofden der Padries, werd daarvan door ons gebruik ge-