128 maakt tot het aanknoopen van eenige vredelievende betrekkingen welke tevens ten doel hadden om de bij den vijand heerschende span ning te doen toenemen en hem alzoo door verdeeling zijner krachten te verzwakken. De met het civiel gezag in de Padangsche bovenlanden belaste assistent-resident Landre slaagde in zijne pogingen ten deze zoo ver, dat eenige hoofden van Lintou destijds de hoofdzetel der Padrische macht naar lort Van der Capellen kwamen om over een te sluiten vrede in onderhandeling te treden. Ofschoon zij met eerlijke oogmerken schenen gekomen te zijn, bil lijke aanbiedingen deden en zich tot het aangaan van vriendschappelijke overeenkomsten geneigd betoonden, verklaarden zij toch tot dadelijk handelen niet gerechtigd te zijn, omdat zij daartoe noodig hadden den steun van een veel invloedhebbenden pengoeloe, die, wegens verschil in zienswijze met hen, bij hun vertrek uit Lintou was achtergebleven. Zij twijfelden er echter niet aan of ook deze zou door hen onder richt, zijne verkeerde denkbeelden omtrent de Europeanen laten varen en mede toetreden tot een verdrag, dat een einde zou maken aan een oorlog, die reeds te lang met zoo veel verbittering was gevoerd geworden. Terwijl de Lintouscbe hoofden, met geschenken begiftigdwel vol daan naar hun land werden teruggezonden, vestigde de heer Landre zijne aandacht op het ontevreden Batipoewaar men beweerde dat wij onze beloften en voorwaarden hadden geschonden en waar men, zich daar over bezwaard gevoelende, even als in de Danau-districteneene neutrale houding had aangenomen, zonder ons echter dadelijk vijandig te zijn Zijne pogingen om daarin eene gewenschte verandering te brengen, bleven niet vruchteloos, en terwijl ook met andere vijandig gezinde districten vriendschappelijke betrekkingen werden aangeknoopt, ver meende men over het algemeen in de binnenlanden een verlangen naar rast te ontwaren, tot dat in het laatst van het jaar 1830 de oproe rige handelingen en het verzet van Toeankoe nan Tjerdik van Narras, in de Padangsche benedeulanden, ons op nieuw in zeer moeielijke omstandigheden bracht. Nan Tjerdik was een schrander en ondernemend Maleier, die tijdens het Engelseh tusschenbestuur Narras van het gebied van Mangong had afgescheurd en tot een onafhankelijke kleine staat had gevormdwaar hij onbeperkt en met klem regeerde en zich in korten tijd eene macht had verworven, die hem alom gevreesd maakte en hem een zoo overwegenden invloed had doen verkrijgen

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1876 | | pagina 135