130 ia het nabij gelegen kleine district Pilobang. Nan Tjerdik wierp zich onmiddellijk op als scheidsman, voornamelijk met het doel, dit dadelijk aangrenzend landje met zijn gebied te vereenigen; doch toen zijne in dien zin uitgebrachte vertoogen en voorschriften geen ingang vonden, nam hij zijne toevlucht tot de wapenen en begon hij een oorlog tegen de XII Kotta's, wier inwoners steeds zijne grootste tegenstanders waren geweest. Ofschoon de door hem te velde gevoerd wordende krijgsmacht in getalsterkte ver beneden die der XII Kotta's was, werd Nan Tjerdik daarin door zijn goed overleg en zijn persoueelen moed ruimschoots te hulp gekomen; de vijand werd dan ook met verlies van grondge bied teruggedreven, het veroverde terrein door het aanleggen van sterkten verzekerd, en Nan Tjerdik hierdoor niet alleen meester van Pilobang, maar ook van een gedeelte der XII Kotta's. Onder voorgeven dat hun vorst te oud en te machteloos was, kwamen nu de XII-kottanaren bij ons bescherming en hulp vragen om het land tegen de onrechtvaardige aanmatigingen van Nan Tjerdik te beschermen, te meer omdat het te voorzien was, deze zich anders hoe langer hoe meer van het regentschap zou meester maken, en daar door eeue macht en een invloed zou verkrijgen, welke ook voor ons gevaarlijk konden worden. De civiele en militaire kommandant van Priaman, de 2e luitenant A. Van der Hart, zag terecht in, dat het tijd werd, Nan Tjerdik in zijnen euvelmoed zoo veel doenlijk te stuiten, doch met het oog op de weinige hem ten dienste staande middelen besloot hij, zich voor eerst slechts te bepalen tot eene gewapende tusschenkomst. In stilte verzamelde hij daartoe een detachement van 30 beproefde Madureesche soldatentrok daarmede naar Narras, waar hij tot geen geringe bevreemding der inwoners met het aanbreken van den dag aankwam, en vervolgde onmiddellijk en zonder iets van zijne oog merken te doen blijken, zijnen marseh naar de versterkte positie, die Nan Tjerdik tegenover de XII Kotta's had ingenomen. Hij kwam daar aan, juist op het oogenblik dat men van beide zij den weder gereed stond tot den aanvang van een zoogenaamde prang hadat; het onverwacht verschijnen echter van een detachement soldaten, met den civielen gezaghebber aan het hoofd, in de leger plaats van het volk van Narras, bracht zulk een schrik te weeg, dat aan geen aanval meer werd gedacht, en hoe verwonderd onze Toeankoe ook was, toen hij ons, bij zijne meening dat wij geheel machteloos waren, zoo plotseling tusschen beide zag komen, en

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1876 | | pagina 137