138 Tingie van Soengie Poear, die hein als hoofddoebalang en aanvoerder van de VlII-kottanaren zelfs tot over de Massang had teruo- gedre- ven, zag hij van verdere pogingen ten deze af, doch besloot thans, van onzen geknakten invloed en van onze machteloosheid gebruik te maken om te beproeven, zijn gebied aan de zeezijde uit te breiden. Van zijnen vijand en dapperen tegenstander Toeankoe Nan Tingie trachtte het trotsche priesterhoofd zich een vriend en bondgenoot te ma ken, hetgeen hem gelukte en des te beter in staat stelde, om aan zijne veroveringsplannen gevolg te geven. Ons fort te Ajer Bangies, gelegen aan zee en aan de uitwatering van de rivier Sikabouen te uitgebreid om door zijne kleine Euro- peesche en Madureesche bezetting, te zamen 20 man, behoorlijk te kunnen worden verdedigd, kwam hem voor, onder de aanwezige om standigheden gemakkelijk veroverd te kunnen worden. Tot dat doel had hij weldra eene macht bijeen van 3000 zijner beste manschappen welke hij onder bevel en aanvoering stelde van een Arabischen priester die, door moed en schranderheid, algemeen be kend was. Nauwelijks had zich de mare verspreid van den aantocht der Padries, of de Maleische bevolking van Ajer Bangies spoedde zich met have en goed naar ons fort, om bescherming te zoeken, waar zij bereidwillig werd opgenomen en later niet weinig heeft meegewerkt tot verdediging der sterkte. Den 4en Januari 1831, omsteeks vier uur in den namiddag, vond de eerste aanval plaats, welke echter zoo stoutmoedig werd afgeweerd, dat de vijand tot een beleg overging en daartoe ons fort van de landzijde geheel insloot, en aan den zeekant, onder aanvoering van zekeren Sidy Mara, door eenige Atjehsche rooversprauwen liet be dreigen en van allen toevoer deed afsluiten. De sergeant Vlug-taart, die als kommandaut van het fort tevens met het civiel gezag was belast, verdedigde zich voorbeeldig. De vijand had op zulk een tegenstand niet gerekend, en ofschoon hij zich dus zag teleurgesteld in zijne trotsche meening, dat hij zich slechts zou hebben te vertoonen om meester te zijn van het fort, spaarde hij toch geene middelen om dit oogmerk te bereiken en beproefde hij, na den eersten mislukten aanval, onder de bescherming van een aanhoudend en levendig vuur op onze verdedigers, het fort nu met loopgraven te naderen. Ongelukkig werd de dappere kommandaut door twee vijandelijke kogels in de borst getroffen, terwijl hij met onvermoeiden ijver bezig C O o

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1876 | | pagina 145