145
niet geëerbiedigd, men scheurde ze aan flarden. De oproerlingen
verplichtten de nationale gardes, met hen op te trekken en de huizen
te doorsnuffelen. Wanneer men meende verdachten ontdekt te hebben,
dwong men hen met de vuist op de keel medeplichtigen uit te denken
en te noemen; daarna vermoordde men hen en hunne afgrijselijk
verminkte lijken werden op de wegen en openbare pleinen verbrand-
Geheele huisgezinnen, beschuldigd van vergiftiging, werden onver
hoeds des nachts aangevallen door woedende benden; grijsaards,
vrouwen en kinderen vielen door moordenaarshandenzonder den
tijd te hebben hunne onschuld te bewijzen of medelijden af te smee-
ken 1 Men verbrandde de huizen en verstrooide er het puin van.
Te Via-Grande, te Belpasso en in honderden andere plaatsen waren
liet niets dan oploopen, oproeren, moorden.
Eiken dag vond het volk een steeneen vodeenig voorwerp
hoegenaamd, dat het met gif besmet waande. Men begaf zich
in massa naar den burgemeester om hem het verdachte voorwerp te
brengen artsen en apothekers werden geroepen om het te ontleden,
en zoo de uitkomsten van de scheikundige ontbinding niet zoo waren
als de razende woestelingen het verwachttenbarstten zij los in be
dreigingen en gewelddadigheden. In eenige plaatsen was de waanzin
van het grauw zoo hoog gestegen, dat vele burgers, aanhoudend
bedreigd met het gevaar van beschuldigd te worden van vergiftiging en
bijgevolg vermoorder toe gebracht waren zich in hunne huizen te
barricadeeren, waar zij, voorzien van eenige voedingsmiddelen, ver
borgen en als opgesloten gevangenen leefden. De argwaan werd
er slechts te levendiger door opgewekt; men viel de huizen aan
en worstelingen waren er het gevolg van. In de dagenwaarin de
afneming der plaag het volk minder dierlijk wild maakte, verge
noegde het zich met de zoogenaamde vergiftigers uit te schelden en te
slaan daarna sleepte men hen bevlekt met bloed naar den burgemeester.
De gemeentelijke ambtenaren, verschrikt door de verbittering
van de menigte, beproefden zelfs niet haar van hare moordzieke
plannen af te houdenzij vergenoegden zich met te antwoorden
gelijk die van het dorp St. Nikolaas, dat //de klagers doen moes
ten wat hun het best dacht." Het antwoord was nauwlijks ge
geven, of de ongelukkige aangeklaagden stortten neer, badende
in hun bloeden behielden weldra geen spoor meer van een men-
schelijk gelaat. De leden der gemeente-besturenuitgezonderd
die der voornaamste stedenaanhoudend bedreigd en ter prooi
aan geweld, hadden alle gezag verloren en bezaten de macht
7