146 niet om de eenvoadigste gezondheidsmaatregelen te doen ten uitvoer leggen. In één woord, alles was het onderste boven geworpen, overal vertoonde zich aan den blik een hartverscheurend schouwspel van ellende en angst; het platte land, afgeloopen door troepen bedelaars was bezaaid met in den steek gelaten zieken en met lijken, de dor pen waren half ontvolkt, de steden ontbloot van bezoekersde open bare pleinen hadden het aanzien van eene woestijn. Het gedruiseh van den arbeid had opgehouden; in de nagenoeg ledige straten was de lucht doortrokken van den walgelijken reuk der ontsmettende stoffen, terwijl over groote uitgestrektheden deuren en vensters ge barricadeerd waren. Overal heerschte eene diepe stilte, van tijd tot tijd afgebroken door het gekerm der kranken en armen, de klachten der stervenden of de kreten van een oproerig grauw. Zoodanig was de toestand, waarin de bevolking van verscheidene stre ken in Sicilië, en het Beneden-Napolitaansche zich bevond, en mis schien schildert dit tafereel de waarheid slechts met zeer zwakke kleuren. Maar wat deed het leger P De wanorde der bestuurders, de vrees en de algemeene verwarring' hadden de stoutmoedigheid der dieven en roovers van beroep doen toenemen, terwijl zij nieuwe boosdoeners deden opdagen; de een zoowel als de ander liep de steden en velden af, onder het plegen van allerlei roof en geweld. De troepen, verplicht jacht op hen te maken toen hunne tegenwoordigheid elders noodig zou geweest zijn, moesten alzoo het hoofd bieden aan allerlei moeilijkheden, de eene nog al vermoeiender en gevaarlijker dan de andere. De getalsterkte der korpsen, reeds te zwak om in gewone tijden alle bezwaren te overkomen, was toen ten eenemale ontoereikende om te gelijk te voorzien in den dienst der hospitalen, de oprichting van gezondheidscordons en de handhaving van de openbare rust. Men moest, om aan zooveel eischen te beantwoorden, de krachten zooveel mooglijk verdeelen, waarvan bijna altijd het gevolg was, dat de soldaten, te gering iu aantal voor den dienst, nooit twee nachten achtereen in de kazerne sliepenhun maal niet meer op vaste uren konden nuttigen, maar slechts in de vlucht, in de oogen- blikken en op de plekken, die er hun gelegenheid toe gaven. Eene dergelijke levenswijze moest de zorgaan de zindelijkheid der kazernes en de keus der voedingsmiddelen besteed, nagenoeg nutteloos maken zoowel als de andere voorzorgen, door de gezaghebbenden voorge schreven, en tot dusverre stipt in acht genomen. O O

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1876 | | pagina 153