148
woningen te verplegen, waar zij opgeruimd en moedig hunnen plicht
volbrachten, ofschoon het hun dikwijls het leven moest kosten.
In de van de hulp der geneeskunde misdeeld gebleven steden en
dorpen sloegen zij zich in de winkels op', om onder de leiding der
officieren van gezondheid geneesmiddelen uit te deelen of ze aan de
zieken in huis te brengen. Elders deden zij met geweld de winkels,
die de noodzaaklijkste voedingsmiddelen bevatten, open breken en
gingen zeiven tot den verkoop over of hielden er toezicht op. Dik
wijls zagen zij zich gedwongen de markten open te houdengingen
aan den eenen kant den verkoop in het klein van de eetwaren na
en handhaafden aan den anderen de gestadig bedreigde rust en orde.
Zeer dikwijls moesten zij in de steden en dorpen het brood kneden
en in den oven brengeneen arbeidwaaraan niemand zich wilde over
geven in de overtuiging, dat men onder het zweeten de cholera
opdoet, en niet zelden waren zij verplicht met de gendarmes en de
politiedienaren de straten en huizen der armen schoon te vegen,
omdat er niemand te vinden was, die zich aan eene, naar men zeide,
zoo gevaarlijke vermoeienis wilde onderwerpen. Minder vernederende
maar vrij wat moeilijker en ongewoner lasten vielen dikwijls den
officieren ten deel, die nu eens de betrekking van burgemeester in
de door de gezaghebbende ambtenaren verlaten dorpen moesten waar
nemen, dan weder die van artsen, altijd die van aalmoezeniers en
zendelingen der beschaving onder eene bevolking, door lijden en vrees
soms zoo verbitterd, dat zij alle menschelijke gevoel vergat. Zoo
was het ook met de officieren van gezondheid, die behalve de
plichten van hun ambt, zich ook nog dikwijls hadden te onderhouden
met de heffe des volks, bij wie men in de eerste plaats door re-
deneerinsen en smeekim-ren de vooroordeelen moest uitroeien en den
tegenzin en den haat overwinnen.
De korpskommandanten waren niet beter bedeeldbij telkens weder
oprijzende bezwaren ep verdrietelijkheden kwam voor hen de bezorgd
heid, veroorzaakt door de aanhoudende gevarenwaaraan hunne overal
door het land verspreide troepen blootgesteld stonden.
Voor allen eindelijk was er ééne onbeschrijflijke smart, die van
eiken dag vaarwel te moeten zeggen aan zooveel brave soldaten
aan zooveel goede makkers, aan zooveel geliefde vrienden.
Laat ons nu de kazerne binnentreden en begeven wij ons te
midden van de soldaten. Gewoonlijk waren de kompagniën slechts
des avonds in de slaapzaal en op het uur der taptoe vereeuigd. In
O O