152 soldateneindelijk opende zich de groep om den doorgang vrij te laten aan vier van deze laatstendie een stroozak wegdroegenwaarop iemand lag te sterven. Men hoorde een licht gemompeldaarna begaven allen zich weder te bed er de stilte heerschte als te voren. Den volgenden morgen, nauwlijks wakker: //Korporaal!" vroegen de soldaten beangst. Geen antwoord. Wel nu? //Dood //Dood en zij zagen elkander aan. Het gebeurde meer dan eens, bij vele korpsen, dat een officieren zijn ordonnans te gelijk door de cholera werden aangetast. En bij al die korpsen, ik heb het meer dan honderdmalen hooren vertellen zag men het volgende tooneel zich herhalen Als des avonds het bezoek was afgeloopenkondigde de foerier het ongeluk aan, dat gebeurd was; vervolgens: //Wie wil den officier gaan oppassen?" vroeg lui. //Ik. Ik. Ik ook."" Maar als ik 't al gezegd hebt, is 't niet noodig, dat gij 't zegt. Wel, kijk eens aan, ik heb ook 't recht om 't te zeggen. Maar als ik de eerste geweest beu? Maar als ik je zeg //Wil jelui wel eens ophoudenja of neen schreeuwde de foerier. Allen zwegen. //Jij zult hem oppassen, jij,"en hij wees den soldaat aan, die het eerst gesproken had. Deze lachte met een zegepralend ge laat en de anderen berustten er noode in. Den volgenden morgenvóór het krieken van den dageraad was de edelmoedige ziekenoppasser bij het bed van den kranken officier, hij bracht er geheele dagen door, alleenstomaandachtigdes nachts wakende bij het licht van een lantaarngezeten op een stoel in een hoek van de kamer. O! als iemand tegenwoordig geweest was toen jle zieke, weder bij keunis komende, rondom zich zag, en zijn ordonnans niet vin dende, vroeg: //Wie ben je?" en na het antwoord gehoord te hebben //Wie heeft je gezonden?" Ik heb willen komen. //En waarom OO

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1876 | | pagina 159