157 waren voldoende om het vermoeden in zekerheid te doen verkeeren, de zekerheid in woede. Men lietwel 'is waaraan deze bezetenen noch den tijd noch de middelen om een misdrijf te plegen. Deze altijd vooruitgeziene wanordelijkheden werden meestal snel onderdrukt, dank zij eeue vooraf voorbereide hulp. Die hulp echter was niet altijd snel genoeg om feitelijkheden te beletten de soldaten kouden ook niet altijd voorzichtig genoeg zijn om de uitbarsting er van te vermijden. Op zekeren dag zagen eenige hellevegen in eene eenzame straat een soldaat, die onder den arm een pakje droeg, haastig in een huis jjaanwaar kort te voren een meisje door de cholera was aangetast geworden. Dadelijk groeven zij zich de hersens uit om te weten waarom daar een soldaat binnenging. //Heb je gezien wat hij onder den arm hield?" Heb je zijn gemeen bakkes gezien, zijn sluiksche oogen? Allen hadden in hem iets zonderlings en onheilspellends waarge nomen. Zij gaan op de deur af, die zij gesloten vinden; hare ach terdocht noemt toe. Zij stampen er op, niemand komt open doen. Zij roepenmen antwoordt niet. Er valt niet meer aan te twijfelen, in dat huis wordt een misdaad volvoerd. Zij beginnen doordringende kreten uit te stooten, bonzen tegen de deur, werpen keien tegen de vensters. In minder dan een minuut is de straat vol liedenge wapend met stokken, bijlen, messen. De deur zwicht, de menigte stormt naar binnen. Eensklaps wordt een der vensters van de eerste verdieping driftig open gestooten, een man in hemdsmouwen stapt op den onderdorpel, slaakt een schrilleu kreet, springt op straat, valt en richt zich weer op. //Daar binnen is een soldaat, die vergift heeft," schreeuwt hij met een van schrik ontsteld gelaat tegen de menigte, die zich om hem heendringtdaarvan baant hij zich een weg door den volkshoop, kiest het hazepad en verdwijnt. Het was de soldaat zelf, die kort te voren het huis was binnen gegaan om aan de waschvrouw een pakje linnen te gevendat zijn foerier toebehoorde. Een dergelijk ongeval overkwam eenige dagen later een ordonnans, die uit een gaarkeuken kwam om het middagmaal aan zijn officier te brengen, dien eene ongesteldheid verplichtte zijne kamer te houden. Hij hield in de eene hand een drankje uit de apotheekin de andere eeu aan de vier punten saaingekoopt servetdat verschillende schotels bevatte; eene door armen bewoonde steeg doorgaande, zag hij zich van alle kanten nagegaan en werd zelfs gewaardat men hem op

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1876 | | pagina 164