159
//Waar stop je het vergif?" vroegen hem verscheidene stemmen
te gelijk.
„Ik heb geen vergif," antwoordde stamelende de soldaat, wit
als een lijk.
Een der aanranders ontnam hem zijn politiemuts, onderzocht ze
en wierp ze op den grond; een ander ontrukte hem zijn das.
//Voor den dag met dat vergif!"
En een derde, die hem bij den hals gegrepen had, duwde hem
met het hoofd tegen den muur.
//Ik heb niets," antwoordde de soldaat met eene gesmoorde
en smeekende stem.
//Ha! je hebt niets. Ei? we zullen wel zien of je niets hebt,"
brulden deze ellendelingen, terwijl zij zijn kapotjas ontknoopten,
zijn hemd open trokken en hem overal doorsnuffelden.
//Geef je koppel af," zei de een, en dadelijk vatten verschei
dene handen hem, trokken hem heen en weer om hem dien te
ontwringen, maar er niet in kunnende slagen, stieten zij geschreeuw
en vervloekingen uit.
„Och, laat hem mij houden," riep de arme soldaat op smee
kenden toon, //laat mij mijn koppel houden.
Het gelukte hun eindelijk, hem dien te ontrukken, zij wierpen
hem ver weg, vervolgens noodzaakten zij hem zijn kapotjas uit te
trekken; zij mishandelden hem, sloegen hem, krabden hem met de
punt hunner wapenenoverstelpten hem met verwenschingen en be
ledigingen. De ongelukkige, wien nauwlijks kracht genoeg verbleef
óm zich overeind te houdengaf zich zonder verderen tegenstand
aan zijne vervolgers over, van tijd tot tijd metgesmoorde stem klagende
//Mijn bajonnet! ik vergiftig niemandlaat mij
losgeef mij mijn goed terugmijn bajonnet!
Ze zouden hem zeker vermoord hebben, als een patrouille, die
daar voorbij kwam, niet haastig was toegeschoten om hem te ver
lossen op 'het oogenblik, waarin de woeste wreedaards zijn bloed
wilden vergieten.
Welke moesten de indrukken van de soldaten zijn, als zij zagen,
hoe verfoeid zij werden door hen wien zij hun rusthunne gezondheid
en hun leven offerden? Wat moesten zij in hun hart gevoelen?
Maar de aanhoudende gevaren, waaraan zij stonden blootgesteld, de
zorg, hun leven te verdedigen tegen de geweldenarijen van eene on
zinnige bevolking, waren misschien voor hen een minder smartelijke