161 moet den marskramer omsingelt hem zonder Jat hij het bemerkt dringt op hem aan en ondervraagt hem //Hoeveel heb je er van daag al naar de andere wereld gezonden De ongelukkige begreep hen en dacht zich te redden door een aardigheid. //Tien", antwoordde hij met een ernstig gelaat. Dat was genoeg, een der omstanders schopte hard tegen de doos spelden en dassendie hij om den hals had hangenen verstrooide er den inhoud van onder het zeggen: //Voor 't oogenblik heb je er nu genoeg van; toon ons nu eens waarmee je de lui vermoordt." //Ik!" hernam de marskramer; jelui vermoordt mij. //Ha! zoo? zijn wij het?" brulde de schavuitenbende, en in den- zelfden oogenblik vulde een krachtige vuistslag, onder de kin van het slachtoffer aangebracht, zijn mond met bloed; eene hand sloot hem de keel dicht, eene andere greep hem bij de haren; een hagel bui van vuistslagen en schoppen viel op zijn geheele lichaam, en men duwde hem met zooveel geweld tegen den muur, dat zijn nek er een bloedig afdruksel achterliet. //Beken, wie je medeplichtigen zijn, moordenaar!" schreeuwden de voorsten, terwijl zij hunne nagels diep in zijne wangen en in zijn hals drukten. De ougelukkige, overdekt met bloed, dat hem uit den mond en de ooren drong, terwijl zijne oogen bijna uit de kassen vielen en het doodsgerochel aan zijne beklemde borst ontsnapte, was geheel en al een voorwerp van medelijden en afgrijzen. //Biecht op! biecht op!" schreeuwde men hem toe. Eensklaps doen zich luide kreten hooren aan de andere zijde van den weg. Het was een andere troep woestelingen die een tweeden vergiftiger aanrandde en mishandelde', dadelijk richten alle-aanvallers zich naar dien kant. De marskramer, een oogenblik vrij gelaten, stoot met geweld twee vervolgersdie bij hem zijn geblevenvan zich af, en eene openstaande deur bemerkende, ijlt hij naar binnen en sluit ze achter zich dicht. De menigte, wie deze handeling niet ont gaan -was, keert terug en begint een woedenden aanval tegen de deur. De marskramer had de wijk genomen in een kleine kamer van de begane-gronds-verdiepmgbewoond door eene vrouw7, die aan het venster °-etuiCTe was geweest van het voorafgaande tooneel. Bij het plotseling verschijnen van den vergiftiger waant zij zich verloren; de moed en de woede der wanhoop maken zich van haar meester, en,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Militair Tijdschrift | 1876 | | pagina 168