163
de karren voor den dag, greep de spaden en houweelen, de officier
van de wacht stelde zich aan het hoofd van het konvooi, en men
rukte uit. Zwijgend bereikte men de aangeduide plaats langs een
zame wegen, verlaten en gesloten huizen. Na veel moeite gelukte
het de deuren open te breken, en deed de afschuwelijke lucht de
soldaten terugdeinzen. O! het is zoo iets geheel anders de dooden
op het slagveld te zien uitgestrekt, badende in hun bloed, met
schroot doorschoten of verminkt door de kogels Dan hoort men
om zich heen de stemmen van duizenden makkers, men ziet langs
de heuvels en over de velden de bataljons marcheeren met hunne
flikkerende bajonnettenhet vaandel van het regiment naast zich
wapperen, men hoort het verwijderde gedreun der batterijen die
komen aanrennen, het bloed begint te koken, de moed herleeft, en
inen telt de gesneuvelden niet die men op den weg ziet liggen!
Men kijkt er zelfs niet naar, ziet ze aan, men denkt er niet meer
aan dan noodig is, of zoo het oog er op een valt, roept men bij
zich zelf
Yaarwel, broeder! meer niet en men gaat verder, en denkt er
niet meer aan. Maar daar in die woningen, des nachts bij die dood-
sche stilte; bij dat flauwe schijnsel der lantarenhoe afzichtelijk moet
daar het beeld des doods geweest zijn
Maar waarom, vroeg eens een soldaat toen hij in de kazerne
terugkeerde, waarom moeten wij hen begraven? Wel antwoordde
een korporaal op een toon van vaste overtuiging omdat geen
mensch anders het doet. Tegen zulke eene afdoende reden viel
niets in te brengenen zij zwegen allen.
liet is overbodig te verhalen hoe zich de kommandanten der leger
korpsen en afdeelingen gedurende al den tijd dat de cholera aan
hield, gedragen hebben, daar de bevolking, de gemeentebesturen
en de pers er in de meeste gevallen de schitterendste getuigenis van
afgelegd en hen allen mogelijken lof toegezwaaid hebben. Maar
onder al de. namen, die het leger en het vaderland dierbaar zijn, is
er een die niet verzwegen mag worden, ik meen dien van den
generaal Medici.
Wat hij van den beginne af aan deed om de verspreiding van
de cholera tegen te gaan, en er ten minste de troepen tegen
te vrijwaren, is reeds gezegd. Men kan zich gemakkelijk voorstellen
wat hij daarna gedaan heeft. Dag en nacht was hij in de weer en
vol zorg; telkens werden hem nieuwe rampen medegedeeld, of het